This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
2.5 Lenen en betalen
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Terugblik vorige les
Huiswerk opgaven 1 t/m 10 ( paragraaf 2.4)
Herhaling begrippen 2.4
Uitleg begrippen 2.5
Opdrachten maken
Slide 2 - Slide
2.4 Weet je het nog?
Begrippen:
Aandeel
Aandelenkoers
Beleggingsfondsen
Dividend
Obligatie
timer
8:00
Slide 3 - Slide
§2.5 Kennen / kunnen
Begrippen:
Aandeel: Je koopt een deel van een bedrijf. Je wordt mede-eigenaar van het bedrijf
Aandelenkoers : Je koopt een aandeel bijvoorbeeld voor € 20,-. De koers kan stijgen of dalen. Met andere woorden het aandeel kan minder of meer waard woorden.
Slide 4 - Slide
Beleggingsfonds
Beleggingsfonds is een instelling/bank . De beleggingsfondsen beleggen het geld van hun klanten in verschillende bedrijven. De klanten hebben hier geen omkijken naar.
Voordeel: Het risico wordt verspreid tussen de verschillende banken.
Slide 5 - Slide
Dividend= Winstuitkering ( beloning dat je aandeel in bezit hebt)
Obligatie= Leen je geld aan een bedrijf of aan de overheid uit. Tegen een vaste rente en looptijd.
Ook een obligatie kan meer of minder waard worden.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Krediet
Krediet is een ander woord voor lening.
Slide 8 - Slide
Kredietkosten
kredietkosten
Slide 9 - Slide
Persoonlijke lening
Persoonlijke lening: het geleende bedrag krijg je in één keer in handen en betaal je terug in vaste termijnen voor aflossing en rente.
Slide 10 - Slide
Maandtermijn lening: Aflossing en rente
Aflossen= geld terugbetalen
dat je hebt geleend.
Rente= Vergoeding die je betaald om geld te lenen
Slide 11 - Slide
De maandtermijn verdelen in rente en aflossing
Slide 12 - Slide
Elke maand een vast bedrag
Vast bedrag (rente en aflossing): de annuïteit
Slide 13 - Slide
Aan de slag
Wat ? Maak vragen bladzijde 1 t/m 11 ( vanaf bladzijde 62) paragraaf 2.5
Hoe ? in stilte
Tijd ? 10 minuten
Resultaat ? bespreken 1 t/m 5
Klaar ? Paragraaf 2.4 afmaken
timer
10:00
Slide 14 - Slide
Verder aan de slag.
Wat ? Maak vragen bladzijde 16t/m 11 ( vanaf bladzijde 62) paragraaf 2.5
Hoe ? in overleg+ je mag vragen stellen.
Tijd ? 10 minuten
Klaar ? Paragraaf 2.4 afmaken
Slide 15 - Slide
Afsluiting
Slide 16 - Slide
Hoelang een lening loopt noem je ook wel de..... van de lening.
A
doorlooptijd
B
looptijd
C
loopduur
Slide 17 - Quiz
Een lening.
A
inkomen
B
budget
C
krediet
Slide 18 - Quiz
Wat zijn kredietkosten?
A
Totale lening
B
Rente
C
Kosten voor open van rekening
D
Meer terugbetalen dan je lening
Slide 19 - Quiz
Het maandelijks termijnbedrag van een persoonlijke lening...
A
Bestaat uit rente
B
Bestaat uit rente en aflossing
Slide 20 - Quiz
Wat is krediet?
A
De vergoeding voor het gebruik van het geld van de bank
B
De rente en de aflossing samen
C
Een ander woord voor lening
D
Het bedrag dat je betaalt om je lening af te lossen