This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Le futur
Slide 1 - Slide
Futur (ottt): wordt vertaald met ‘zullen’
Stap 1: Schrijf het hele werkwoord op
Stap 2: zet dezelfde uitgangen als bij 'avoir' erachter.
donner
geven
je donnerai
ik zal geven
tu donneras
jij zal geven
il/elle/on donnera
hij/zij men zal geven
nous donnerons
wij zullen geven
vous donnerez
U zal geven/ jullie zullen geven
ils/elles donneront
zij zullen geven
Let op: Bij werkwoorden op -re verdwijnt de -e (attendre - j'attendrai).
Slide 2 - Slide
Onregelmatige werkwoorden in de futur
De stam is nu niet het hele werkwoord maar helemaal anders:
(De uitgang van de futur blijft wel altijd hetzelfde!)
avoir
j'aurai
ik zal hebben
être
je serai
ik zal zijn
aller
j'irai
ik zal gaan
faire
je ferai
ik zal maken/doen
pouvoir
je pourrai
ik zal kunnen/mogen
vouloir
je voudrai
ik zal willen
pleuvoir
il pleuvra
het zal regenen
voir
je verrai
ik zal zien
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Sleep het vervoegde werkwoord naar het
bijbehorende hele werkwoord toe:
pleuvoir
être
aller
vouloir
faire
pouvoir
voir
avoir
nous aurons
ils seront
j'irai
vous pourrez
il fera
je voudrai
tu verras
il pleuvra
Slide 5 - Drag question
Mettez au futur: Aujourd'hui, nous dansons. Demain nous...
A
danserons
B
danserez
C
dansonsons
D
dansez
Slide 6 - Quiz
Mettez au futur: Aujourd'hui, je peux. La semaine prochaine, je...
avoir
j'aurai
ik zal hebben
être
je serai
ik zal zijn
aller
j'irai
ik zal gaan
faire
je ferai
ik zal maken/doen
pouvoir
je pourrai
ik zal kunnen/mogen
vouloir
je voudrai
ik zal willen
devoir
je devrai
ik zal moeten
voir
je verrai
ik zal zien
A
pourai
B
pourrai
C
pourrais
D
pouvoirai
Slide 7 - Quiz
Mettez au futur: Aujourd'hui, nous allons... Lundi prochain, nous...
A
allerons
B
iravons
C
all
D
irons
Slide 8 - Quiz
Mettez au futur: Aujourd'hui, il y a... Après-demain, il y...
A
aura
B
aurra
C
avons
D
avoira
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Le temps / La météo
Het weer / Het weerbericht
Slide 11 - Slide
Quel temps fait-il ?
Exercice d'écoute:
Klik bij de volgende stap op ieder plaatje om de uitspraak te horen (sommige woorden worden op meerdere manieren vertaald, blijf lang genoeg op het plaatje staan om alles te horen). Doe daarna de 'Listening challenge' Als je het niet verstaat kun je op 'Show spelling' klikken.
Ga door tot het vlot en foutloos gaat.
Slide 12 - Slide
https:
Slide 13 - Link
Slide 14 - Video
La météo + Le futur
Quel temps fait-il aujourd'hui (vandaag) ? Quel temps fera-t-il demain (morgen) ?
Présent
Aujourd'hui il fait froid.
Futur
Demain il fera 20 degrés.
Présent
Aujourd'hui il y a des nuages.
Futur
Demain il yaura du brouillard.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Lees de tekst, bekijk de kaart en beantwoord de volgende vragen:
Slide 17 - Slide
Lees de tekst, bekijk de kaart en beantwoord de volgende vragen:
Exercice 1:
Slide 18 - Slide
Exercice: Conjuguez les verbes entre parenthèses au FUTUR Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de FUTUR
Météo
1. "Il (faire)........................... beau demain sur tout l'ouest de la France.
2. Il y (avoir) ........................... quelques pluies sur l'est.
3. Ces pluies (passer) ........................... rapidement, mais elles peuvent être très fortes.
4. Le vent (souffler) ........................... avec violence sur la côte du nord.
5. Le sud de la France (être) ........................... chaud mais nuageux.
6. Les températures (augmenter) ........................... l'après-midi dans le sud,
7. mais elles (rester)........................... stables dans le nord.
8. Après-demain, la chaleur (gagner)........................... la région au nord de la France.
9. Vous (pouvoir)........................... laisser votre parapluie à la maison."
Slide 19 - Slide
Les devoirs (huiswerk)
-Heel goed lezen: het (blauwe) weerbericht en opdracht 1. -Schrijf de antwoorden van de opdracht 2 op, we gaan ze maandag bespreken.