In de afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen
voor een nieuwe definitie van het begrip ‘gezondheid’.
De oude definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), ‘gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk
en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekte of
gebrek’, voldoet niet meer. Deze definitie zou namelijk
medicaliserend, te statisch en te veel op ziekte gericht zijn.
Ook zou deze definitie te weinig handelingsperspectief
bieden aan mensen die ziek zijn (Huber et al. 2011). Op
verschillende plekken in Nederland wordt daarom steeds
meer gewerkt vanuit een breed perspectief op gezondheid,
waaronder Positieve Gezondheid en van ‘Ziekte en Zorg
naar Gezondheid en Gedrag’ (zie Tekstbox 1). In deze brede
gezondheidsconcepten staat niet langer centraal wat
iemand niet meer kan. Het gaat er juist om wat iemand wèl
kan, belangrijk vindt en eventueel wil veranderen.
Bovendien gaat het niet alleen om lichamelijke kanten van
gezondheid maar ook om het vermogen om je aan te
passen, welbevinden, eigen regie, veerkracht, participatie
en zingeving.