21-22 / Goederen par. 3.4 en 3.5

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goederenstroom
Klas 1hodb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Ondernemer Retail
Docent: mevrouw Jansen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Inhoud les
  • Kennis toetsen vorige les:
    - berekening economische voorraad (par. 3.1)
    - derving en dervingspercentage (par. 3.3)
  • Uitleg par. 3.4 - gemiddelde voorraad berekenen
  • Uitleg par. 3.5 - waarde van de voorraad bepalen
  • Afgewisseld met interactieve vragen

Slide 4 - Slide

Lesdoelen:
  • Na deze les kan je de gemiddelde voorraad berekenen.
  • Je leert de waarde van de voorraad te bepalen aan de hand van drie verschillende methodes:
                 - VVP-methode
                 - Fifo-methode
                 - Lifo-methode

Slide 5 - Slide

Kennis toetsen vorige les
  • Economische voorraad berekenen
  • Dervingspercentage berekenen

Slide 6 - Slide

De waarde van de voorraad in een winkel is € 37.600 / Een deel van de voorraad is voor € 12.495 verkocht / De inkoopwaarde van deze voorraad is € 9.500 / Bij de fabrikant heeft de winkel een bestelling geplaatst voor een bedrag van € 16.800 / Bereken de economische voorraad.

Slide 7 - Open question

Uitleg vraag
  1. Formule berekening: 
    Economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen 
  2. Let op: de voorverkopen moet je altijd tegen inkoopwaarde nemen! 
  3. De berekening wordt dan: € 37.600 + € 16.800 - € 9.500 = € 44.900

Slide 8 - Slide

De administratieve voorraad in een winkel is € 156.231,25 / de werkelijke voorraad is € 148.963,25 / Wat is het dervingspercentage? Rond af op twee decimalen.

Slide 9 - Open question

Uitleg vraag
  1. Derving uitrekenen:
    De derving is € 156.231,25 -/- € 148.963,25 = € 7.268 
  2. Formule dervingspercentage 
    Derving / administratieve voorraad x 100%
  3. Antwoord: het dervingspercentage is € 7.268 / € 156.231,25 x 100 = 4,65%
  4. Dit betekent dat je 4,65 % van wat je aan waarde denkt te hebben (volgens de administratieve voorraad) niet hebt.

Slide 10 - Slide

Par. 3.4
Gemiddelde voorraad

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Begin- en eindvoorraad
  • Gemiddelde voorraad voor een periode berekenen:
                - wat was de voorraad aan het begin van de periode = beginvoorraad
                - wat was de voorraad aan het einde van de periode = eindvoorraad
  • Een integrale inventarisatie kan helpen bij het vaststellen van de voorraad op een bepaald
     moment.

Slide 13 - Slide

Twee meetmomenten
  • Je kunt de gemiddelde voorraad berekenen aan de hand van
      twee meetmomenten in een periode (meestal een maand,
      kwartaal of een jaar)
  • Je meet dan met de begin- en eindvoorraad in die periode.
  • Je krijgt dan de volgende formule.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Meerdere meetmomenten
  • De meeste ondernemers bepalen hun voorraad vaker per jaar.
  • Dit noem je tussenvoorraden.
  • Als je nu de gemiddelde voorraad wilt berekenen dan gebruik je alle
     voorraadaantallen die beschikbaar zijn.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Oefenvraag: bereken de gemiddelde voorraad

1/1      € 50.000
1/4     € 60.000
1/7     € 80.000
1/12   € 30.000

Slide 19 - Slide

Uitwerking oefenvraag
1/1        € 50.000 x 0,5 = € 25.000
1/4       € 60.000 x 1      = € 60.000
1/7       € 80.000 x 1      = € 80.000
1/12     € 30.000 x 0,5  = € 15.000
                                                ___________ +
                                                € 180.000   :  3   =  € 60.000

Slide 20 - Slide

Op 1 januari is de waarde van de voorraad € 15.800. Op 31 december is de waarde van de voorraad € 14.200. Wat is de waarde van de gemiddelde voorraad?

Slide 21 - Open question

Uitwerking vraag
€ 15.800 + € 14.200 = € 30.000 : 2 = € 15.000 

Slide 22 - Slide

Oefenvraag
Bereken de gemiddelde voorraad met de volgende voorraadaantallen van de fietstas 'Carrier':
1 januari            : 34 stuks
1 april                 : 32 stuks
1 juli                    : 40 stuks
1 oktober          : 28 stuks
31 december  : 22 stuks

Slide 23 - Slide

Uitwerking oefenvraag
1 januari :                          34 stuks   x 0,5  = 17
1 april :                               32 stuks    x  1     = 32
1 juli :                                  40 stuks    x  1     = 40
1 oktober :                        28 stuks    x  1     = 28
31 december :                22 stuks    x 0,5 =  11
                                                                                 ______ +
                                                                                  128    :   4   = 32   (gemiddelde voorraad is 32 stuks)

Slide 24 - Slide

De waarde van de voorraad bij een winkel is op 1 januari € 230.000 / op 1 juli € 225.000 / op 31 december € 245.000 / Vraag: bereken de gemiddelde voorraad van dat jaar.

Slide 25 - Open question

Uitwerking vraag
  • Meer dan twee metingen.
  • De berekening wordt dan:
(0,5 x € 230.000) + € 225.000 + (0,5 x € 245.000) = € 115.000 + € 225.000 +
€ 122.500 = € 462.500 : 2 = € 231.250

Slide 26 - Slide

Waarde van de voorraad bepalen (par. 3.5)
  • De waarde van de voorraad verandert door:
                          - inkopen en verkopen
                          - de inkoopprijzen kunnen wijzigen
  • Er zijn drie verschillende methodes om de waarde van je voorraad te
     bepalen: fifo, lifo, VVP

Slide 27 - Slide

VVP-methode

Slide 28 - Slide

VVP-methode gebruiken bij...
  • Als prijzen vaak veranderen, maar wel rond een gemiddelde blijven
      hangen
  • Bijv. zuivelproducten (worden bijna dagelijks aangeleverd en er zijn geen
      grote prijsschommelingen)

Slide 29 - Slide

Fifo-methode

Slide 30 - Slide

Fifo-methode gebruiken bij...
Speciale aanbiedingen (actieprijs heeft betrekking op laatst binnengekomen goederen)

Slide 31 - Slide

Lifo-methode

Slide 32 - Slide

Lifo-methode gebruiken bij...
  • Bijv. groente
  • Er is sprake van dagprijzen, de verschillen kunnen relatief
      groot zijn

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Opdracht
  • Maak de opdrachten die je uitgedeeld krijgt in de les.
  • We gaan de opdrachten straks gezamenlijk bespreken.

Slide 35 - Slide

Huiswerk
  • Maken uit je boek H3 opdracht 20 t/m 30
  • Deze opdrachten horen bij par. 3.4 en 3.5


Slide 36 - Slide