Les_5_periode_3

1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

zwakke werkwoorden
zwakke werkwoorden hebben een vast schema net als in het Nederlands:
spelen-speelde-gespeeld   (ge+ stam+d) nederlands
trainen-trainde-getraind (ge+ stam + d) nederlands
in het Duits
spielen- spielte-gespielt
sterke werkwoorden moet je uit je hoofd leren en hebben geen vast schema.
Bijvoorbeeld:
eten- at- gegeten
lopen-liep-gelopen

Slide 2 - Slide

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:
hören - Wir haben es gestern schon gehört. horen
Wij hebben het gisteren al gehoord.
spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. spelen
Mijn hond heeft met mijn kat gespeeld.
Im Buch S. 72

Slide 3 - Slide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T
Bijvoorbeeld:
fotografieren - Was hast du fotografiert? fotograferen
Heb jij gefotografeerd?
trainieren-  Hast du am Wochenende trainiert? trainen
Heb je in het weekend getraind?

Slide 4 - Slide

Uitzondering 
Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:
STAM + T
Bijvoorbeeld:
besuchen - Wir haben den Zoo besucht. (bezoeken)
wij hebben de dierentuin bezocht

Slide 5 - Slide

Am Wochenende habe ich___
(in het weekend heb ik___)


Meine Oma besucht (besuchen) bezoeken
Fussball gespielt (spielen) spelen
(ein)gekauft ((ein)kaufen)kopen

Slide 6 - Slide

Opdracht : voltooid deelwoord
Groep A (mensen die beginnen met Duits): 
10 meerkeuze vragen (basisstof: blauw stipje)
8 open vragen (extra oefening: paars stipje) 

Groep B (mensen die al Duits hebben gehad):
8 open vragen (extra oefening paars stipje)
1 schrijfopdracht (extra uitdaging: geel stipje)

Tijd: 15 minuten
Ben je klaar? Begin met het huiswerk:
Stap 1 : leer de quizlet 
Stap 2: maak opgave 4.18 im Buch auf Seite 129

Heb je vragen steek je hand even in de lucht

Slide 7 - Slide

Hoe maak je in het Duits het voltooid deelwoord ( zwak )?
A
stam + e van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
B
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -d erachter
C
stam van het werkwoord, ge- ervoor en -t erachter
D
stam van het werkwoord, gr- ervoor en -t erachter

Slide 8 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen (doen) is?
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen' (kopen)?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd

Slide 10 - Quiz

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen (spelen) is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 11 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'regnen' (regenen)? (let op is dit moeilijk uit te spreken met de normale regel)?
A
geregent
B
gregnet
C
geregend
D
geregnet

Slide 12 - Quiz

Voltooid deelwoord van 'chatten'? (let op is dit moeilijk uit te spreken met de normale regel)
A
gechatten
B
gechat
C
gechattet
D
gechatted

Slide 13 - Quiz

uitzonderingen op de regel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden:
A
werkwoorden die op -ieren eindigen --> stam + t
B
werkwoorden die met be- , ver-, beginnen --> stam+ t
C
beide bovenstaande zijn juist

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in deze zin
Er hat seine Hausaufgaben (machen) (maken/doen)... .
Hij heeft zijn huiswerk gemaakt/gedaan.
A
gemacht
B
gemachen

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten (werken)
A
gearbeiten
B
gearbeitet
C
gearbeitest
D
gearbeit

Slide 16 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van zeichnen (tekenen)
A
gezeichen
B
gezeichnet
C
gezeichnt
D
gezeich

Slide 17 - Quiz

Ich habe _______________(arbeiten).
Ik heb gewerkt.

Slide 18 - Open question

Ich habe meine Hausaufgaben ________(machen).
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Slide 19 - Open question

Ich habe Fussball ________(spielen).
Ik heb gevoetbald.

Slide 20 - Open question

Ich habe meine oma ________(besuchen).
Ik heb mijn oma bezocht.

Slide 21 - Open question

Ich habe am Wochenende ________(trainieren).
Ik heb in het weekend getraind.

Slide 22 - Open question

Mein Vater hat ein Fahrrad ____________(mieten)
Mijn vader heeft een fiets gehuurd.

Slide 23 - Open question

Es hat am Wochenende ________(regnen).
Het heeft in het weekend geregend.

Slide 24 - Open question

Geef aan wat je in het weekend gedaan hebt in 1 zin. bijvoorbeeld: ich habe Fussball gespielt.
Am wochenende habe ich (ge)+stam+t

Slide 25 - Mind map

Schrijfopdracht (extra uitdaging)
geregnet
getan
wie geht es
gearbeitet
gemacht

Slide 26 - Drag question

Schrijfopdracht (extra uitdaging)
Schrijf een e-mail aan een klasgenoot. Hij heeft gevraagd hoe jij je stageplaats hebt gevonden.
  1. Vraag hoe het met hem gaat.
  2. Zeg dat het goed met jou gaat.
  3. Zeg dat je bij Firma x stageloopt (ein Praktikum machen)
  4. Zeg dat je hebt gebeld (telefonieren)
  5. Zeg dat je gevraagd (fragen) hebt om een stageplek (um ein Praktikumplatz)
  6. Zeg dat je een e-mail hebt gestuurd (eine E-mail schicken) met je CV (mit meinem Lebenslauf).

Schrijf je e-mail op de volgende slide.

Slide 27 - Slide

Lieber Tom,

Slide 28 - Open question

Kun je over het verleden praten in het Duits?
bijvoorbeeld: ich habe Fussball gespielt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

die Hausaufgaben 
4.18 im Buch Seite 129

stap 1: leer eerst de Quizlet
Stap 2: maak dan de opdracht 4.18

Bis nächste Woche! (sterke werkwoorden)

Slide 30 - Slide