Betrekkelijk voornaamwoord

Salvete omnes!
welkom terug bij deze les.
:D
1 / 19
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Salvete omnes!
welkom terug bij deze les.
:D

Slide 1 - Slide

Wat is het leukt dat je in het weekend hebt gedaan / meegemaakt?

Slide 2 - Mind map

Vragen bij les 24:
1. Beantwoord de volgende vragen over r. 1 t/m 11
a Noteer uit r. 1 t/m 11 van les 24 het enige nevenschikkende voegwoord.
b Waarom is 'et' uit r. 1 geen nevenschikkend voegwoord hier?
c Noteer de vormen die lijken op bijvoeglijk vragende voornaamwoorden. Het zijn er 6. Het rijtje van de vragende voornaamwoorden stond op blz. 128 van je hulpboek.

Slide 3 - Slide

Het mannelijke rijtje van het vragend voornaamwoord is:

Slide 4 - Open question

leren uit je hulpboek, of uit je schrift, want je hebt deze rijtjes opgeschreven, de rijtjes van qui, quae en quod
timer
3:00

Slide 5 - Slide

dat ev
gen ev
dat mv
abl ev
nom mv
cui
cuius
quae
quibus
quo

Slide 6 - Drag question

Rijtje betrekkelijk vnw
= zelfde als vragend bijv. vnw.  :D. YAY. 
qui      quae    quod
cuius   cuius    cuius
cui        cui         cui
quem   quam   quod
quo    qua     quo
etc.

Slide 7 - Slide

Ik begrijp betrekkelijk .... van het betrekkelijk voornaamwoord
A
weinig
B
veel

Slide 8 - Quiz

Betrekkelijke bijzin
is een onderschikkende zin

PIKACHU LOOPT DAAR. = HZ
die geel is = BZ 

PIKACHU, die geel is, LOOPT DAAR.

Slide 9 - Slide

Betrekkelijke bijzin


PIKACHU, die geel is, LOOPT DAAR.

PIKACHUS (? :D..), qui flavus est, IBI AMBULAT. 

Slide 10 - Slide

Betrekkelijk vnw
Pikachu is verdrietig vanwege de ketchupfles, die stuk is.

Pikachus lacrimat ob lagoenam ketchupi (? :D), quae fracta est.

Slide 11 - Slide

Betrekkelijk vnw
Pikachu, van wie de fles is, huilt.

Pikachus, cuius lagoenam est, lacrimat.

Slide 12 - Slide

Aantekening:
Vertaling betrek. vnw.

  • nom: [de kat] die, dat 
  • gen: [de man] van wie - waarvan
  • dat: [de boom] voor/aan/tegen wie/welke - waarvoor/waartegen
  • acc: [de leerling] die, dat
  • abl: [de ?? ] door/met wie - waardoor/waarmee 

Slide 13 - Slide

Urbem, quae aedificata est, Romam vocamus.
A
De stad, waarin gebouwd is, noemen wij Rome.
B
De gebouwde stad noemen wij Rome.
C
De stad, die gebouwd is, noemen wij Rome.
D
Welke stad die gebouwd is noemen wij Rome?

Slide 14 - Quiz

Urbs, cui muros Romulus aedificabat, erat Rome.
A
De stad, voor welke Romulus muren bouwde, was Rome.
B
De stad, van wie Romulus de muren bouwde, was Rome.
C
Romulus bouwde muren voor de stad, die Rome was.
D
De stad, die met muren door Romulus was gebouwd, was Rome.

Slide 15 - Quiz

Cui urbi muros Romulus aedificabat?
A
De stad voor welke Romulus muren bouwde.
B
Voor welke stad bouwde Romulus muren?

Slide 16 - Quiz

Populus, cuius rex erat Romulus, Romae vivebat.
A
Romulus was koning van het volk dat in Rome leefde.
B
Het volk dat Romulus als koning had, leefde in Rome.
C
Het volk, van welke Romulus koning was, leefde in Rome.
D
Welk volk had Romulus als koning en leefde in Rome?

Slide 17 - Quiz

Ik begrijp betrekkelijk .... van het betrekkelijk voornaamwoord
A
weinig
B
veel
C
meer
D
minder

Slide 18 - Quiz

Huiswerk: vert. les 24 t/m r. 6

Slide 19 - Slide