§10 - bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

§10 - deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

1VWO / 1HAVO
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§10 - deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

1VWO / 1HAVO

Slide 1 - Slide

Van een deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken.

Soms moet je een e achter het woord zetten. Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk:

– verblinden – verblind (vd) – de verblinde (bn) automobilist (niet: verblindde)
– verblinden – verblindend (od) – het verblindende (bn) licht

Slide 2 - Slide

– vergroten – vergroot (vd) – de vergrote (bn) foto (niet: vergrootte)

– vergroten – vergrotend (od) – de vergrotende (bn) brillenglazen

Slide 3 - Slide

Soms moet je voor de uitspraak tt of dd schrijven:
 
– witten – gewit (vd) – de gewitte (bn) wand 
(niet: gewite)

Slide 4 - Slide

Voltooide deelwoorden die op en eindigen, veranderen niet als je ze gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: 

breken – gebroken (vd) – het gebroken (bn) sleutelbeen

Slide 5 - Slide

Bij een hevige regenbui kan het water in een (bestraten) tuin nergens naartoe.

Slide 6 - Open question

In de kapperszaak werd de
(rinkelen) telefoon niet opgenomen.

Slide 7 - Open question

Een duiker wist de (verliezen) trouwring van Cyril op te vissen.

Slide 8 - Open question

De (vallen) knikkers rolden over de vloer.

Slide 9 - Open question

Op Twitter gonst het van berichten over een (spotten) zeearend.

Slide 10 - Open question

De (ontleden) potvis wordt door wetenschappers onderzocht.

Slide 11 - Open question

Ga nu naar de digitale methode van Nieuw Nederlands en maak de opdrachten die ik heb klaargezet bij 'planning'. 

Slide 12 - Slide