This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Een tekst wordt snel saai, als je vaak dezelfde woorden gebruikt.
Je moet daarom woordkeus variëren.
Bijvoorbeeld:
- baas, hoofd, directeur, chef, leider
- verhaal, sprookje, mythe, vertelling
- lekker, smakelijk, heerlijk, verrukkelijk, genotvol
Hetzelfde geldt voor de zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen.
Standaard begin je met het onderwerp (O), dan de persoonsvorm (P) en daarna een ander zinsdeel (A).
Je kunt variëren door zinnen APO en PAO (vraagzin) te maken.
PA (gebiedende wijs) kan ook.