This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Werken met de atlas
Neem:
een atlas achter in de klas
je telefoon mee
Slide 1 - Slide
Planning
Tekst
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je weet hoe je een plaats, stad of land kan opzoeken in de atlas.
Slide 3 - Slide
Woordweb
Atlas
Slide 4 - Mind map
Hulpmiddelen in de atlas
1. Bladwijzers
2. Inhoud: blz. 2
3. Register: blz. 266
4. Landenregister: blz. 266
5. Lijst met afkortingen: blz. 266
6. Trefwoordenregister: blz. 300
7. Legenda
Slide 5 - Slide
Bladwijzers
Waar?
Achter in de atlas, aan de binnenkant van de kaft
Wat?
Een kaart met vakken waarin de nummers van de kaartbladen staan
Wanneer gebruik je dit?
Je weet ongeveer waar een plaats of gebied ligt
Slide 6 - Slide
Maak gebruik van de bladwijzers! Op welke pagina vind ik een kaart over Frankrijk?
Slide 7 - Open question
Inhoud blz. 2
Waar?
Voor in de atlas
Wat?
Hier vind je de nummers, titels en paginanummers van alle atlaskaarten
Ingedeeld in gebieden → eigen omgeving, Nederland, Europa,…
Slide 8 - Slide
Gebruik de inhoudsopgave! Op welke pagina vind ik een kaart over Noordzee - Energie
Slide 9 - Open question
Register blz. 266
Waar?
Achter in de atlas → namenregister
Wat?
Een alfabetische lijst van alle namen van plaatsen, rivieren en bergen in de atlas
Wanneer gebruik je dit?
Je weet niet waar een plaats of gebied ligt
Slide 10 - Slide
Gebruik het namenregister! Op welke pagina vind ik een kaart van 'Grey Range'
Slide 11 - Open question
Blader naar 170-171 E4. Wat betekent E4?
Slide 12 - Open question
Kaartvak
Waar?
Bij overzichtskaarten
Wat?
een vak begrensd door zwarte lijnen.
Horizontaal: letters
Verticaal: cijfers
Wanneer gebruik je dit?
Om aan te duiden waar een plaats gelegen is?
Slide 13 - Slide
In welk kaartvak is Brugge gelegen?
Slide 14 - Open question
Gebruik pagina Nederland - provincies! In welk kaartvak is Maastricht gelegen?
Slide 15 - Open question
Landenregister blz. 266
Slide 16 - Slide
Gebruik het landenregister! Op welke pagina vind ik een kaart van Libië?
Slide 17 - Open question
Trefwoordenregister blz. 300
Waar?
Achter in de atlas
Wat?
lijst met aardrijkskundige onderwerpen
Bij elk onderwerp staat welke kaarten in de atlas daarover gaan
Wanneer gebruik je dit?
Je zoekt een onderwerp
Slide 18 - Slide
Gebruik het trefwoordenregister! Op welke pagina vind ik een kaart over bodemvochtigheid
Slide 19 - Open question
Legenda
Waar?
Staat vaak direct bij een kaart → staat deze er niet bij? Kijk dan voorin in de atlas bij de ‘algemene legenda’
Wat?
Hier vind je de uitleg van symbolen
Verschillende soorten legenda’s
Overzichtskaarten
Thematische kaarten
Wanneer gebruik je dit?
Je zoekt een thema
Slide 20 - Slide
Maak een foto van het het symbool van een begraafplaats.
Slide 21 - Open question
Overzichtskaart
Een kaart die een overzicht geeft van een bepaald gebied.
Slide 22 - Slide
Thematische kaart
Een thematische kaart is een kaart waarop kenmerken (grootheden) van één of meerdere thema's zijn afgebeeld. Voorbeelden zijn bodem-, bevolkingsdichtheden-, klimaat- en grondgebruikkaarten.
Slide 23 - Slide
Is dit een themakaart of overzichtskaart?
A
Thema
B
Overzicht
Slide 24 - Quiz
Waarom is dit een overzichtskaart?
A
De kaart heeft vooral een paarse kleur.
B
Je ziet een gebied met namen van plekken.
C
De kaart gaat over een speciaal onderwerp.
Slide 25 - Quiz
Wat is een overzichtskaart?
A
Een kaart die informatie geeft over één onderdeel
B
een kaart die een (groot) gebied laat zien
Slide 26 - Quiz
Is dit een themakaart of overzichtskaart?
A
Thema
B
Overzicht
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Plaatsbepaling met behulp van het graadnet
Slide 29 - Slide
Het graadnet
graadnet: netwerk van lengtecirkels en breedtecirkels.
Slide 30 - Slide
Meridianen en parallellen
Om de ligging van een item heel nauwkeurig aan te wijzen op een kaart, maak je gebruik van twee soorten lijnen:
• lijnen die van noord naar zuid over de aardbol lopen (meridianen);
• lijnen die van oost naar west over de aardbol lopen (parallellen).
Slide 31 - Slide
Breedtecirkels (parallellen)
De lijnen die oost-west lopen worden parallellen genoemd, omdat ze evenwijdig (parallel) aan de evenaar lopen. De evenaar is de 0-lijn en vanaf deze lijn tel je vervolgens 90 naar het noorden en 90 naar het zuiden. Omdat de lijn van west naar oost loopt, spreek je over een breedtegraad.
Er zijn dus 180 breedtegraden: 90 noorderbreedte (N.B.) en 90 zuiderbreedte (Z.B.).
Slide 32 - Slide
Breedtecirkels (parallellen)
geografische breedte vaststellen → afstand in graden tot aan de evenaar (0º). Alles te noorden van de evenaar = noorderbreedte (N.B.), alles ten zuiden van de evenaar = zuiderbreedte (Z.B.)
Slide 33 - Slide
Breedtecirkels (parallellen) - Evenaar
Evenaar gelegen op graden
- Splitst het noordelijk en zuidelijk halfrond
Vanuit de evenaar kun je twee kanten op:
Noorden (oftewel noordelijk halfrond). Dit wordt aangegeven met Noorderbreedte (NB)
Zuiden (oftewel zuidelijk halfrond). Dit wordt aangegeven met Zuiderbreedte (ZB)
Slide 34 - Slide
Breedtecirkels (parallellen) - kreeftskeerkring
- Kreeftskeerkring of Noorderkeerkring
- 23 ½ º N.B.
- De noordelijkste graad op het noordelijk halfrond waar de zon loodrecht boven staat.
Slide 35 - Slide
Breedtecirkels (parallellen) - Steenbokskeerkring
Steenbokskeerkring of Zuiderkeerkring
- 23 ½ º Z.B.
- De zuidelijkste graad op het zuidelijk halfrond waar de zon loodrecht boven staat.
Slide 36 - Slide
Breedtecirkels (parallellen) - Noordpoolcirkel
Noordpoolcirkel
- º60 N.B.
Slide 37 - Slide
Breedtecirkels (parallellen) - Zuidpoolcirkel
Zuidpoolcirkel
- º60 Z.B.
Slide 38 - Slide
Lengtecirkels (meridianen)
- halve cirkels op de kaart van noord- naar zuidpool (boven naar beneden)
- lopen niet evenwijdig met elkaar
- allemaal even lang
- maximaal 180º W.L. of 180º O.L.
Slide 39 - Slide
Lengtecirkels (meridianen)
geografische lengte vaststellen → afstand in graden tot de 0º-meridiaan van Londen (Greenwich). Alles ten westen (links) van de 0º-meridiaan = westerlengte (W.L.), alles ten oosten (rechts) van de 0º-meridiaan = oosterlengte (O.L.)