Schrijven volgens een vaste structuur (H1 en 2)

Dinsdag 28 september
Pak je leesboek en start met lezen

Korte herhaling en oefenen tekststructuren 

Aan de slag met opdrachten in de LessonUp
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 28 september
Pak je leesboek en start met lezen

Korte herhaling en oefenen tekststructuren 

Aan de slag met opdrachten in de LessonUp

Slide 1 - Slide

Welke (zeven) tekststructuren ken je nog?

Slide 2 - Mind map

Vaste tekststructuren
  • Argumentatiestructuur
  • Aspectenstructuur
  • Probleem-oplossingstructuur
  • Verklaringsstructuur
  • Verleden-heden-toekomststructuur
  • Voor- en nadelenstructuur
  • Vraag-antwoordstructuur 

Slide 3 - Slide

Stel dat je een tekst moet schrijven over de geschiedenis van ons nationale vervoermiddel: de fiets. Vul vier vragen in die je in je tekst wilt beantwoorden.

Slide 4 - Mind map


Welk tekstdoel past het best bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
opiniëren (mensen een mening laten vormen)

Slide 5 - Quiz


Welke tekststructuur past het best bij dit onderwerp?
A
verleden-heden(- toekomst)structuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
aspectenstructuur
D
probleem-oplossingstructuur

Slide 6 - Quiz

Aan de slag
Lees de (herhaling) van de theorie op de volgende drie slides. 

Daarna krijg je drie korte teksten, waar je een aantal vragen over beantwoordt. 

Gebruik je boek op blz. 50. Schrijven hoofdstuk 2. 

Slide 7 - Slide

Indeling zakelijke tekst
Een zakelijke tekst heeft altijd dezelfde indeling:
Inleiding
Middendeel 
Slot

Slide 8 - Slide

Inleiding
In de eerste alinea van de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Dit kan op de volgende manieren:
  • Iets noemen uit de actualiteit
  • Iets noemen uit de geschiedenis
  • Een voorbeeld of anekdote beschrijven
  • Iets beschrijven wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 9 - Slide

Slot
  • Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: dit is het antwoord op de hoofdvraag of het standpunt van de schrijver.
  • Je gebruikt signaalwoorden als daarom, kortom, al met al en dus
  • Je sluit af met een krachtige slotzin, ook wel uitsmijter genoemd. 

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Je leest een deel van een tekst en beantwoordt hier vragen over. 

Tekst 1
Op 17 juni 2015 overleed de Amerikaanse Jeralean Talley uit Michigan. Zij werd maar liefst 116 jaar oud. Nooit eerder is een mens zo oud geworden. Is het gunstig dat de mens alsmaar ouder wordt of zijn er ook nadelen aan verbonden?

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp van de gehele tekst?

Slide 12 - Mind map

Welke tekststructuur heeft deze tekst volgens jou?

Slide 13 - Open question


Welk tekstdoel past het best bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
opiniëren (mensen een mening laten vormen)

Slide 14 - Quiz

Formuleer een mogelijke hoofdgedachte.

Slide 15 - Open question

Aan de slag
Daarna krijg je twee korte teksten, waar je een aantal vragen over beantwoordt. 

Gebruik je boek op blz. 50. Schrijven hoofdstuk 2. 

Slide 16 - Slide

Opdracht 2
Je leest een deel van een tekst en beantwoordt hier vragen over. 

Tekst 2
In grote delen van Europa en Noord-Amerika wordt sinds de jaren 70 in een weekend aan het einde van oktober de klok één uur achteruitgezet. Dat betekent een extra uur slapen. Waarom zijn de zomer- en wintertijd eigenlijk ingevoerd en wat is het effect op het slaap- en waakritme van mens en dier?

Slide 17 - Slide

Wat is het onderwerp van de gehele tekst?

Slide 18 - Mind map

Welke tekststructuur heeft deze tekst volgens jou?

Slide 19 - Open question


Welk tekstdoel past het best bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
opiniëren (mensen een mening laten vormen)

Slide 20 - Quiz

Formuleer een mogelijke hoofdgedachte.

Slide 21 - Open question

Opdracht 3
Je leest een deel van een tekst en beantwoordt hier vragen over. 

Tekst 3
Met ingang van morgen moet elke school rookvrij zijn. In 2020 mag er zelfs op schoolpleinen niet meer gerookt worden, zo heeft de Tweede Kamer besloten. Maar volgens het Longfonds duurt dat te lang. Het Longfonds stelt: hoe sneller hoe beter.

Slide 22 - Slide

Wat is het onderwerp van de gehele tekst?

Slide 23 - Mind map

Welke tekststructuur heeft deze tekst volgens jou?

Slide 24 - Open question


Welk tekstdoel past het best bij deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
opiniëren (mensen een mening laten vormen)

Slide 25 - Quiz

Formuleer een mogelijke hoofdgedachte.

Slide 26 - Open question

Inleiding
Middendeel
Slot
Conclusie
Argument
Oplossingen
Standpunt
Hoofdvraag
Antwoord op de hoofdvraag
Voor- en nadelen

Slide 27 - Drag question

Overtuigen
Informeren
Opinieren
Argumentatiestructuur
Probleem-oplossingstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Verleden-heden-toekomststructuur

Slide 28 - Drag question

Ik weet welke tekstdoelen een tekst kan hebben
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik herken de tekststructuren in een tekst
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll