Nederlandse les 11-5-2020

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Het programma vandaag:
1. Lezen: Kasper wordt een kip
2. Huiswerk bespreken
3. Extra oefening spelling
4. Toets begrijpend lezen 
5. Woordenschatoefening 
6. Galgje 

Slide 2 - Slide

Lezen!

Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Wat ging goed? 
En wat ging minder goed? 

Vul in op de volgende dia!

Slide 4 - Slide

Dit ging goed                             Dit vond ik nog moeilijk
De tekst over de Ramadan
samenstellingen schrijven: bakfiets, boomtak 
-e- of -ee-:
scheppen, meneer

-o- of -oo-:
radio, koorts 
bakkerwoorden:
scheppen, bakken

Slide 5 - Drag question

Herhaling jagerregel 
- Verdeel het woord in klankgroepen
- Hoor je op het einde een lange klank? 
Haal dan 1 letter weg!

Lange klanken hebben pech, 
Ik haal een letter weg!

Slide 6 - Slide

Herhaling jagerregel 
Hoor je aan het einde van het woord 
- een medeklinker (r, t, p, s, d, f, g, h, k, l, b, n, m)?
- een tweetekenklank (eu, ui, oe, ij, ei, au, ou) ?

 Dan schrijf je het woord zoals je het hoort! 

hooi, roepen, bakfiets, schaal, luizen 


Slide 7 - Slide

Verdeel het woord in klankgroepen. Hoor je aan het einde van de eerste klankgroep een:
korte klank
lange klank
tweetekenklank
medeklinker
fietsrek
schapen
lokken
mensen
reuzen
buikvet
rook
stank
schroom
wetten
scholen

Slide 8 - Drag question




Begrijpend lezen

Je laat deze toets zien wat je de afgelopen weken hebt geleerd. 
Onderwerp van de tekst: waar de tekst over gaat in één of meerdere woorden 
Hoofdgedachte: Het belangrijkste wat over het onderwerp gezegd wordt. 
Heel veel succes met de toets!

Slide 9 - Slide

Lees het artikel hieronder.

Slide 10 - Slide




Wie heeft de tekst geschreven?
A
Bouwien Jansen
B
Naturalis
C
Potvis Pieter
D
Dat weet je niet

Slide 11 - Quiz



Wat voor tekst is dit?
A
handleiding
B
mop
C
nieuwsbericht
D
recensie

Slide 12 - Quiz



Lees: 'Vrijdag kwamen ... meter kijken.'
(regel 5 t/m 7) 
Wie of wat wordt bedoeld met de reus?
A
Bouwien Jansen.
B
De expert van Naturalis.
C
Het strand bij de Zeeuwse stad Domburg.
D
Potvis Pieter.

Slide 13 - Quiz



Lees: 'Wetenschappers en ... stukken gesneden,' (regel 10 en 11)
Waarom hebben ze het dier in stukken gesneden?
A
Omdat de experts denken dat Pieter een darmontsteking had en ze dit wilden controleren.
B
Omdat Pieter de verkeerde kant op is gezwommen en ze zo wilden ontdekken waarom.
C
Omdat ze zo in een laboratorium onderzoek kunnen doen naar de maag, het skelet en de vinnen.
D
Omdat zijn staart ook al een beetje stuk was en de maag, het skelet en de vinnen dan ook niet meer werken.

Slide 14 - Quiz



Waarom vindt de schrijver het logisch
dat meer dan honderd nieuwsgierige
mensen naar potvis Pieter kwamen 
kijken?
A
Omdat de wetenschappers en deskundigen van Naturalis het dier in een heleboel stukken hebben gesneden.
B
Omdat er nog nooit een potvis is aangespoeld in Nederland en het overal op het nieuws te zien was.
C
Omdat er niet veel potvissen leven in de Nederlandse natuur en de potvissen die er nog wel leven erg verlegen zijn.
D
Omdat het niet zo vaak gebeurt dat er zo’n indrukwekkend dier op het strand ligt.

Slide 15 - Quiz




Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Er is een potvis op het strand bij Domburg aangespoeld.
B
In Domburg keken nieuwsgierige mensen naar een reus.
C
Vrienden van potvis Pieter zwommen richting de Noordelijke IJszee.
D
Er is een potvis in stukken gesneden.

Slide 16 - Quiz



Welke titel past het best op plek ...1...
A
Aangespoelde potvis in Domburg
B
Potvis met een kapotte staart
C
Potvis in stukken gesneden
D
Potviskijkers op afstand gehouden

Slide 17 - Quiz

Maak hieronder een woordveld van de tekst.

Slide 18 - Mind map

Lees het artikel ‘Eieren van oeroude dieren' hieronder.

Slide 19 - Slide



Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 20 - Open question


Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?

Wanneer leefde de pterosaurus?
A
WEL
B
NIET

Slide 21 - Quiz


Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?

Wat zijn reptielen?
A
WEL
B
NIET

Slide 22 - Quiz


Vind je het antwoord op deze vraag WEL of NIET in de tekst?

Waar kan je de pterosaurus zien?
A
WEL
B
NIET

Slide 23 - Quiz


Lees: 'Deze pterosaurussen ... zijn geworden.' 
(regel 12 en 13)
Waar verwijst Deze naar?
A
Alle pterosaurussen die nu leven.
B
Alle pterosaurussen die vroeger leefden.
C
De dino’s die vroeger leefden.
D
De pterosaurussen die uit de eieren zouden zijn gekomen.

Slide 24 - Quiz


Denk jij dat de gevonden eieren nog uitkomen?

Typ de zinnen waarin jij het antwoord vindt op deze vraag.

Slide 25 - Open question



Lees: 'Net als ... het museum.'  (regel 15 t/m 26)
Wat is de hoofdgedachte van deze alinea?
A
De gevonden eieren brengen de oertijd weer tot leven, ondanks dat alle gevonden eieren dood blijken te zijn.
B
De pterosaurus stierf lang geleden uit waardoor de kans om er binnenkort een te zien rondvliegen niet zo groot is.
C
Omdat de pterosaurus lang geleden is uitgestorven, moet je naar het museum om er nog een te kunnen zien.
D
Wetenschappers zijn blij met hun bijzondere vondst, en hopen met onderzoek meer informatie over de pterosaurus te krijgen.

Slide 26 - Quiz


Welke samenvatting past het best bij deze tekst?
A
Wetenschappers in China hebben 215 pterosaurus-eieren gevonden. Dit grote vliegende reptiel leefde 220 miljoen jaar geleden. De wetenschappers zijn blij met hun vondst en hopen met onderzoek meer informatie over de pterosaurus te krijgen.
B
Dino-deskundige Anne Schulp omschrijft de pterosaurus als vliegende reptielen. De pterosaurus leefde 220 miljoen jaar geleden en is lang geleden uitgestorven. Als je er nu nog een wilt zien, moet je naar een museum.

Slide 27 - Quiz



Hoe heb je de toets gemaakt, denk je?
A
helemaal niet goed
B
niet zo goed
C
goed
D
heel goed

Slide 28 - Quiz




              Lesdoelen
Jullie leren vandaag meer over vallende sterren.

We oefenen met de moeilijke woorden en plaatsen in het artikel 'Sandra over vallende sterren'.
Wat zouden jullie willen weten over dit onderwerp? Schrijf je vragen voor jezelf op.

Slide 29 - Slide

Jullie lezen zo samen de tekst'Sandra over vallende sterren'
Daarna bekijken jullie een filmpje over vallende sterren.

Heb jij wel eens een vallende ster gezien?
En heb je toen een wens gedaan?

Bespreek het met je klasgenootje.

Slide 30 - Slide

Lees 'Sandra over vallende 
sterren' hiernaast.

Slide 31 - Slide

Welke woorden in het artikel vinden jullie lastig? Schrijf ze in het woordveld.

Slide 32 - Slide

Kidsweek in de Klas heeft ook een aantal moeilijke woorden gekozen. Je leest ze hiernaast.
Deze woorden gaan we samen oefenen.
  • vallende ster
  • natuurverschijnsel
  • dampkring
  • satelliet
  • meteoriet

Slide 33 - Slide


Bekijk het filmpje over vallende sterren op de volgende pagina.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Welke woorden passen nog meer bij een vallende ster? Klik op de woorden die erbij passen.
verbranding
goed!
atmosfeer
goed!
lichtspoor
goed!
regen
helaas...
vliegtuig
helaas...
sterrenregen
goed!
een wens doen
goed!
de zon
helaas...
lamp
helaas...

Slide 36 - Slide

De dampkring is een laag van gassen om de aarde.
Wat is een synoniem voor dampkring?
A
atmosfeer
B
hemel
C
lucht
D
wolken

Slide 37 - Quiz

Op welke foto zie je een meteoriet?
A
Op deze foto zie je een vallende ster, ook wel een meteoriet genoemd.
B
Op deze foto zie je een volle maan.
C
Op deze foto zie je een satelliet in de ruimte.
D
Op deze foto zie je het noorderlicht.

Slide 38 - Slide

Het woord natuurverschijnsel kun je in twee stukken hakken. In welke twee stukken?
Wat betekent het woord?

Slide 39 - Open question

Wat is een satelliet?
A
Een hemellichaam dat in een vaste baan om een ster heen draait.
B
Een nieuw soort ruimtevaartuig waarmee astronauten om de aarde vliegen.
C
Een ruimtevaartuig waarmee astronauten naar de maan vliegen.
D
Een ruimtevaartuig zonder mensen dat buiten de dampkring om de aarde draait.

Slide 40 - Quiz

In welk werelddeel ligt Japan
Klik op het oogje om jullie antwoord te controleren.
Azië
goed!
Europa
helaas...
Australië
helaas...
Afrika
helaas...

Slide 41 - Slide

Weten jullie waar Japan ligt? Plaats het vlaggetje op de goede plek.
Klaar? Klik op het vlaggetje om jullie antwoord te controleren.

Slide 42 - Slide

Denk je mee?

Welk woord vond je het leukst om te leren in deze les?

Wat wil je nog verder oefenen?

Slide 43 - Slide

Goed gewerkt! 

Slide 44 - Slide