This lesson contains 33 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
WEEK 2.7
Nieuw Nederlands woordenschat
blz. 303 - 305
maken opdracht 17 - 20
Slide 1 - Slide
nakijken opdracht 17
1 averechts werken n verkeerd uitpakken; nadelig werken; een resultaat hebben dat juist niet bedoeld was
2 binnen de perken houden b binnen bepaalde grenzen houden
3 geen strobreed in de weg leggen i in geen enkel opzicht tegenwerken
4 ergens de vinger op leggen h iets precies aanwijzen
5 gepaard gaan met k samengaan met; verbonden zijn aan
6 het kind met het badwater weggooien l tegelijk met iets slechts ook iets goeds verwijderen; te ver gaan met maatregelen
7 het voortouw nemen g het initiatief nemen
Slide 2 - Slide
8 in een glazen huis wonen c blootstaan aan het oordeel van veel andere mensen; door iedereen in de gaten gehouden worden
9 een kanttekening plaatsen d een kritische opmerking maken; commentaar geven
10 te lijf gaan a aanvallen; aanpakken
11 uit de lucht komen vallen j plotseling verschijnen
12 veel (of: heel wat) voeten in de aarde hebben m veel moeite kosten
13 voor lief nemen f genoegen nemen met; (iets vervelends) accepteren
14 zijn weerslag hebben e een reactie teweegbrengen; een gevolg hebben
15 zonder aanzien des persoons o zonder onderscheid te maken tussen categorieën van personen
Slide 3 - Slide
nakijken opdracht 18
1 het voortouw genomen
2 te lijf gaan
3 er de vinger op te leggen
4 een kanttekening plaatsen
5 had zijn weerslag
6 averechts werken
7 komt uit de lucht vallen
8 in een glazen huis woont
9 gepaard gaan met
10 heeft veel (of: heel wat) voeten in de aarde
11 binnen de perken houden
12 voor lief nemen
13 het kind met het badwater weggooien
14 zonder aanzien des persoons
15 geen strobreed in de weg leggen
Slide 4 - Slide
nakijken opdracht 19
1 aan banden leggen j inperken; beteugelen
2 bij de kop pakken b aanpakken; aanvatten
3 de dans ontspringen a aan iets onaangenaams ontkomen
4 de wijsheid in pacht hebben g het als enige goed weten
5 het laten afweten h iets niet doen wat je wel beloofd hebt
6 iets voor zijn rekening nemen o voor iets de verantwoording nemen
7 in de ban raken f gegrepen worden door; laaiend enthousiast zijn over
8 inbreuk maken op m schenden
Slide 5 - Slide
nakijken opdracht 19
9 (je kop) boven het maaiveld
uitsteken c betere prestaties leveren dan de massa
10 gemoeid zijn l samengaan
11 met iets te kampen hebben e ergens last of tegenstand van ondervinden
12 soelaas bieden n uitkomst bieden; helpen
13 willens en wetens k opzettelijk en bewust
14 zijn vingers branden d de nare gevolgen ondervinden (van een ondoordachte handelwijze)
15 zonder voorbehoud i in alle gevallen; zonder uitzondering
Slide 6 - Slide
nakijken opdracht 20
1 het laat afweten
2 in de ban geraakt
3 bij de kop pakken
4 aan banden leggen
5 inbreuk gemaakt op
6 gemoeid zijn
7 de dans ontspringen
8 hun vingers branden
9 voor zijn rekening nemen
10 soelaas bieden
11 zonder voorbehoud
12 willens en wetens
13 (je kop) boven het maaiveld uitsteken
14 de wijsheid in pacht hebben
15 met iets te kampen hebben
Slide 7 - Slide
herhalen spelling
aan de hand van de
reader spelling
Slide 8 - Slide
antwoorden lettergrepen 1
1 stoeien stoei-en
2 gasexplosie gas-ex-plo-sie
3 dienstverrichting dienst-ver-rich-ting
4 mahoniehouten ma-ho-nie-hout-en
5 degeneratieziekte de-ge-ne-ra-tie-ziek-te
6 bloeddorstig bloed-dor-stig
7 welvarend wel-va-rend
8 grilligheid gril-lig-heid
9 heteluchtoven he-te-lucht-oven
10 management ma-nage-ment
11 herinterpreteren her-in-ter-pre-te-ren
12 verrassing ver-ras-sing
Slide 9 - Slide
antwoorden lettergrepen 2
Een hond heeft zijn baas dood geschoten door op een geladen geweer te springen. Dat meldde een Belgische krant zaterdag. Tijdens een rit in een jeep sprong de hond op de achter bank, waar zijn baas, de 66-jarige Jean Guillaume, een geladen jacht geweer had neer gelegd. Het wapen ging af en de kogel raakte Guillaume in de rug. Hij overleed ter plaatse.
doodgeschoten
achterbank
jachtgeweer
neergelegd
Slide 10 - Slide
antwoorden tussenletters -s en -n
pannenkoek
Dorpsstraat
roggebrood
groenteboer
Koninginnedag
kattenbak
berenmuts
docentenhandleiding
apetrots
liefdesscène
stekeblind
goedemorgen
keuzepakket
keukentrap
dieventaal
lerarenkamer
bruidegom
dageraad
reuzemop
gedaanteverwisseling
moederskindje
zondagsrijder
tarwebrood
huizenmarkt
bessensap
Slide 11 - Slide
antwoorden meervoudsvormen 1
glazen
kolonies, koloniën
museums, musea
cafés
bureaus
piano's
vwo's
introducees
lobbesen
coupés
stommeriken
fotografen
musici
hyena's
steden
baby's
biljartkeus
filosofen
matrices, matrixen
decennia, decenniums decenniën
abonnees
ski's
melodieën
cfk's
patés
weeën
haviken
knieën
bacteriën
jubileums jubilea
Slide 12 - Slide
antwoorden meervoudsvormen 2
eega's
dictees
dynamo's
pyjama's
saldi
etuis
havo's
villa's
displays
plumeaus
paraplu's
alibi's
menu's
comités
cao's
lady's
duo's
hobby's
accu's
clichés
alinea's
collega's
penalty's
jockeys
Slide 13 - Slide
antwoorden vergrotende en overtreffende trap
nieuwe trui
betrouwbare bron
lange plank
goed boek
logisch verhaal
geschikte manier
nieuwere trui
betrouwbaardere bron
langere plank
beter boek
logischer verhaal
geschiktere manier
nieuwste trui
betrouwbaarste bron
langste plank
beste boek
meest logische verhaal
geschiktste
Slide 14 - Slide
antwoorden -s of -z
1. Hij is een harde, serieuZe werker.
2. Ik logeerde dikwijls bij mijn FrieSe oma.
3. De precieZe oorzaak van het ongeluk is nog niet bekend.
4. De luxueuZe inrichting van het huis was betaald door haar ouders.
5. De ambitieuZe student haalde in één keer zijn examen.
Slide 15 - Slide
antwoorden -elijk, -enlijk of -lijk
1. Helaas is deze ziekte erfelijk.
2. Hij is hopelijk de enige die te laat komt.
3. Oorspronkelijk komen wij uit Breda.
4. Ik was onbeschrijflijk blij dat ik mijn rijbewijs had gehaald.
5. Hij voelde zich erg onbehaaglijk.
6. Zij is zeer nerveus; ze is namelijk vorig jaar gezakt.
7. Laten we gezamenlijk naar die bijeenkomst gaan.
8. De relatie is puur vriendschappelijk.
Slide 16 - Slide
antwoorden -n of geen -n
alle
laatste
meeste
sommige
enkele
bekenden
aanwezigen
enkele
meesten
meeste
enigen
oude
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
antwoorden hoofdletters 1
McCartney gaf Mick Jagger eerste stickie Ex-Beatle Paul McCartney maakte Rolling Stones-zanger Mick Jagger vertrouwd met drugs. “Het is grappig, want iedereen zou hebben geloofd dat het omgekeerde het geval was”, aldus de Brit in zijn biografie, waarvan het weekblad The Observer fragmenten publiceerde. De zanger onthult verder dat hij twee jaar eerder, in 1964, zelf met cannabis kennismaakte. “We zijn er tamelijk trots op dat Bob Dylan ons inwijdde”, zegt McCartney over zijn eerste stickie in een Newyorks hotel. De door Barry Miles geschreven biografie over de ex-Beatle, Many Years From Now, verschijnt volgende maand. (AP)
Slide 19 - Slide
antwoorden hoofdletters 2
Kaapverdiër loopt door Beneluxtunnel
De politie van Schiedam heeft maandagmiddag een 53-jarige Kaapverdische zeeman uit een tunnelbuis van de Beneluxtunnel gehaald. De man liep er monter doorheen, op weg naar het centrum van Rotterdam. Dankzij de politie kwam een einde aan de levensgevaarlijke wandeling. Het verkeer bij de Beneluxtunnel werd in één richting stilgelegd, waarna de zeeman kon worden aangehouden. De politie zette hem bij de Merwedehaven af en legde hem daar uit hoe hij verder naar het centrum kon wandelen.
Slide 20 - Slide
antwoorden leestekens 1
1. De vergadering is verschoven naar a.s. donderdag, dan kan Anneke er namelijk ook bij zijn.
2. Hoeveel cm is een inch?
3. U bent van harte welkom op de receptie t.g.v. het 75-jarig bestaan van de ANWB.
4. Als hij niet meegaat, ga ik alleen.
5. In deze soep zitten wortels, prei, boontjes, peterselie en basilicum.
6. Je krijgt je geld, zodra ik mijn salaris binnen heb.
7. Op het bord stond: om 10.00 uur in de kantine.
Slide 21 - Slide
antwoorden leestekens 2
8. Descartes zei: “Ik denk, dus ik ben”.
9. Lieke zei: “In De Volkskrant staat dat Kane zaterdag zal optreden in plaats van zondag”, een pijnlijke vergissing.
10. Hoe moet dit raam open?
11. Hij vroeg hoe het raam open moest.
12. Ik vroeg me af zou ik hier kunnen pinnen.
13. Hoe kan dat nou gebeurd zijn?
14. Bah, wat is het hier smerig!
15. Gaat zij weg? Gelukkig wel!
Slide 22 - Slide
antwoorden koppelteken of weglatingsstreepje
1. een vbo-leerling
2. goede en slechte tijden
3. oude en jonge jenever
4. niet-bestaande woorden
5. in- en uitgang
6. ex-echtgenoot
7. maandagmiddag en -avond
8. ‘s-Gravenhage
9. middelbaar en hoger onderwijs
10. mevrouw Vellinga-Spit
11. sint-bernards- en hazewindhonden
12. echt en namaakleer
13. basis- en voortgezet onderwijs
14. de Frans-Duitse samenwerking
15. de Eerste Kamervoorzitter
Slide 23 - Slide
antwoorden trema of apostrof
1. Miranda’s bromfiets
2. na-apers
3. een financieel jaarverslag
4. afdeling Financiën
5. met ons drieën
6. Jans boeken
7. Frits’ boeken
8. oma’s boeken
9. de geopereerde patiënten
10. een beëdigd tolk-vertaler
11. knieën
12. Verkades biscuit
13. oliën
14. officieel
15. vacuüm
Slide 24 - Slide
antwoorden accenttekens
1 Elke employé moest genoegen nemen met één van de drie voorstellen tot het houden van een enquête.
2 Een leerling moest verslag uitbrengen van de voorbereidingen, een andere moest vertellen hoe de première was verlopen.
3 Na controle bleek dat de meeste cafés op dat tijdstip gesloten waren.
4 De een heeft dit, de ander dat.
5 Hij vatte een van de onderwerpen in drie à vier zinnen samen.
Slide 25 - Slide
antwoorden c, k, cc of toch een t ? 1
1. De politie is onze beste vriend.
2. Wat werd door het comité beslist?
3. De conciërge heeft een sleutel van iedere deur!
4. Een vriendelijke jongen heeft veel succes bij de meisjes.
5. Hij gaf de brief aan de directeur.
6. Zus bewaart een kopie van dat belangrijk document.
7. Broccoli is een zeer lekkere kool.
Slide 26 - Slide
antwoorden c, k, cc of toch een t ? 2
8. Vader had een discussie met zijn collega.
9. Die firma maakt publiciteit voor elektrische verwarming.
10. Ik vergat een komma in mijn dictee.
11. In dat voedselpakket zat een insect.
12. Volgens de traditie speelde men een concert voor de burgemeester.
13. Welke medicijnen heeft de dokter je voorgeschreven?
14. Een nagemaakt kunstwerk noemt men een reproductie.
Slide 27 - Slide
antwoorden leenwoorden en bastaardwoorden
1. akkoord
2. objectief
3. fotokopie
4. publicatie
5. complot
6. locatie
7. kritisch
8. elektricien
9. acclimatiseren
10. functie
11. contract
12. hardheidsclausule
13. effect
14. vakantiegeld
15. commissieleden
16. crediteren
17. fiscaal
18. akte
19. productiviteit
20. activiteiten
21. reclame
22. cultureel
23. vacature
24. aspect
25. concreet
26. directie
27. kroketten
28. capaciteit
29. economie
30. conjunctuur
31. criticus
32. fabricage
33. fabrikant
34. lokaliseren
35. praktisch
Slide 28 - Slide
antwoorden ei, ij, i, y
1. beitel
2. breinaald
3. activiteit
4. de motivering van de rector
5. een hypotheekakte
6. vlijmscherp
7. een wonderbaarlijk akkoord
8. het Belgisch schip was gekapseisd
9. een minimumlijst
10. in januari is het rustig op de kinder-
boerderij
11. er zijn twee archivarissen in het archief
12. de automobilist reed gevaarlijk en spotte met zijn gezondheid
13. de conciërge zorgt praktisch altijd voor het kopiëren
14. elektriciteit
15. hij leidt een goed leven
Slide 29 - Slide
antwoorden ou of au
1. audiëntie
2. houweel
3. auteur
4. flauwiteiten
5. berouw
6. auto
7. fauteuil
15. saus
16. spouwmuren
17. kauwen
18. touw
19. klauw
8. potpourri
9. bierbrouwerij
10. automaat
11. eenvoudig
12. kabeljauw
13. benauwd
14. silhouet
Slide 30 - Slide
antwoorden i, ie, y, ii en trema's
1. Heb jij de piramides in Egypte wel eens gezien?
2. Omdat hij in financiële nood verkeerde, kreeg hij een kredietlimiet van 10 mille.
3. Dat instituut onderzoekt het milieu.
4. Deze industrieën maken chemicaliën, en enzymen tegen bacteriën.
5. De politici controleren de door subsidiëring gefinancierde particuliere instellingen.
6. De traiteur verkoopt nasi, bami, spaghetti en een fantastische quiche.