Les 2 - VTZH jaar 3 - KD2020 - dementie. TEST voor IN DE KLAS

1 / 45
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Klassikaal herhalen 
dementie via lessonup
Ga je casusbeschrijving maken. 
En kies de 2 co-morbiditeiten  > laat beoordelen door je klasgenoot/ klasgenoten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

De hersenen en het ruggenmerg behoren tot het ….. ? (30 sec)
A
perifere zenuwstelsel
B
centrale zenuwstelsel

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Sleepvraag benaming (3 minuten)

1
2
3
4
5
6
7
8
Frontale kwab
cerebrum
parietale kwab 
occipitale kwab
Temporale kwab
cerebellum/kleine hersenen
hersenstam
begin van ruggenmerg

Slide 9 - Drag question

Sleepvraag functie hersenen (3 minuten)
2
3
4
5
6
8
motorische functies
verwerking sensorische informatie
verwerking visuele informatie
Gehoor en evenwicht
sensorische en motorische zenuwen van hoofd/hals gebied
regeling vitale functies
coordinatie en bijsturing motoriek

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

Stelling: de term 'dementie' en de term 'neurodegeneratieve aandoening' betekenen iets anders. (30 seconden)
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Welke vorm van dementie komt het meest frequent voor? (45 Seconden)
timer
0:45

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Welke van de onderstaande vormen van dementie start typische op latere leeftijd, zo gemiddeld rond het 70e jaar? (30 seconden)
A
Ziekte van Pick
B
Alzheimer dementie
C
Korsakov dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 15 - Quiz

Welke van de onderstaande vormen van dementie heeft GEEN geleidelijk beloop?
(30 seconden)
A
frontotemporale dementie
B
Alzheimer dementie
C
Parkinson dementie
D
Vasculaire dementie

Slide 16 - Quiz

Sleep de oorzaken bij de juiste vorm van dementie (3 minuten)
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
eiwitophoping EN atrofie van het brein
eiwit aanslag in het brein
verstoorde bloedvoorziening naar hersenen
genetische afwijking, nog niet helemaal duidelijk

Slide 17 - Drag question

Sleep de kenmerken bij de juiste vorm van dementie (3 minuten)
Ziekte van Alzheimer
vasculaire dementie
Lewi body dementie
frontotemporale dementie
stoornissen in geheugen, handelen, spreken, inzicht, interesse e. a. 
wisselend beeld, verward, concentratieprobleem hallucinaties, loopstoornissen
zeer afhankelijk van plaats getroffen gebied
vooral karakter veranderingen, 'raar' gedrag, egoisme

Slide 18 - Drag question

LET OP!!
4 vragen op hoog tempo

Slide 19 - Slide

Stelling: Vasculaire dementie kan ontstaan door een CVA (20 seconden)
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door microbloedinkjes in de hersenen (20 seconden)
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie kan ontstaan door een hersenbloeding (20 seconden)
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Stelling: vasculaire dementie gaat typisch geleidelijk achteruit. (20 seconden)
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Een patient heeft de volgende klachten: geheugenstoornissen, aandacht-en concentratiestoornissen, wisselende verwardheid met hallucinaties, stijfheid bij het lopen, start en stop problemen bij het lopen, maskergelaat. Wat heeft deze patient? (45 sconden)
A
CVA in de substantia nigra
B
ziekte van Parkinson
C
ziekte van Pick
D
Lewi-body dementie.

Slide 26 - Quiz

Een patient heeft een hersenbeschadiging in het frontale en prefrontale gedeelte van de hersenen opgelopen. Welke problemen verwacht je bij deze patient?
(1 minuut)
A
decorumverlies en inzichtsproblemen
B
loopstoornissen en geheugenproblemen
C
visusproblemen en geheugenproblemen
D
loopstoornissen en decorumverlies.

Slide 27 - Quiz

Wat is de directe oorzaak van korsakov?
(30 seconden)
A
vitamine B12 tekort
B
chronisch overmatig alcohol gebruik
C
Vitamine B1 tekort
D
Coma zuipen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Met welke term beschrijf je: de zorgvrager vertelt je verhalen die geheel of gedeeltelijk niet waar zijn. (45 seconden)
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 30 - Quiz

Met welke term beschrijf je: patiënt kan de handelingen niet op de juiste manier of juiste volgorde uitvoeren. . ? (45 seconden)
A
persevereren
B
confabuleren
C
apraxie
D
afasie

Slide 31 - Quiz

Welke 3 dingen test je bij de zorgvrager, als je de orientatie test?
(45 seconden)

Slide 32 - Open question

Met welke term beschrijf je:
de patient houdt zich niet aan fatsoensnormen.
Voorbeelden: boeren laten, poepen/plassen op de gang, schelden, eetgewoonten, seksuele ontremming, gebrek aan persoonlijke hygiene. (45 seconden)
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 33 - Quiz

Met welke term beschrijf je: de patient vertelt BEWUST onwaarheden om zijn eigen fouten/vergissingen te verdoezelen?
(45 seconden)
A
facadegedrag
B
decorumverlies
C
confabuleren
D
apathie

Slide 34 - Quiz

TIP VOOR HET VERSLAG

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Welke lichamelijke problemen kom je tegen bij dementie?
Met andere woorden, waar moet je op letten bij je patiënt?
(1 minuut)

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Stelling: als iemand bij de dokter komt met geheugenproblemen en inzichtproblemen,.
Dan is er sowieso sprake van dementie. Moet je alleen nog de vorm van dementie vaststellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 40 - Quiz

Wat voor andere oorzaken kunnen er zijn voor de klachten die je ziet bij dementie (geheugen, handelen, verlies van interesse, concentratiestoornissen)?
DUS: wat is de differentiaal diagnose?

Slide 41 - Open question

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Nu Pauze:  15 minuten. 

Daarna: 
- kies je 2 co-morbiditeiten uit. 
- Maak je casusbeschrijving voor het verslag, en dat moet natuurlijk passen bij de gekozen co-morbiditeiten. 
- laat het lezen door de persoon naast/achter/voor je voor kritisch commentaar. (peer review)

Slide 44 - Slide

TIPS voor de Peer review
- past de leeftijd bij de gekozen co-morbiditeiten? 
- past het geslacht bij de gekozen co-morbiditeiten?
- past de sociale achtergrond erbij? (familie, leefomstandigheden, roken, alcohol, armoede/overvloed etc) 
- past de medische voorgeschiedenis bij de co-morbiditeiten?
- wordt er beschreven welke klachten de patient heeft van deze co-morbiditeiten? en klopt dat? 
- Klopt de medicatielijst bij de gekozen co-morbiditeiten? 
- wordt er beschreven in welk stadium van de ziekte(s) de patient is, klopt daar al het bovenstaande bij? 
- Als er iets afwijkt van typisch.. dat kan ... wordt het dan benoemd/uitgelegd? 


Slide 45 - Slide