Woordsoorten H1-5

Woordsoorten H1-6

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

voorzetsel en bijwoord


1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordsoorten H1-6

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

voorzetsel en bijwoord


Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van de lessenserie kun je:

verschillende woordsoorten herkennen en benoemen

Slide 2 - Slide

Herhaling

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Op welke plek in de zin kun je een bijvoeglijk naamwoord vinden?
A
Voor het zelfstandig naamwoord
B
Achter het zelfstandig naamwoord
C
Voor of achter het zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quiz

Waar verwijst een persoonlijk vnw naar?

Slide 5 - Open question

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?

Slide 6 - Open question

Dit boek is van mij. Mij is?
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw

Slide 7 - Quiz

hww of zww:
Ik geef hem een cadeautje.

A
geef = hww
B
geef = zww

Slide 8 - Quiz

hww of zww:
Gisteren zijn we naar de bioscoop geweest.
A
geweest = hww
B
geweest = zww

Slide 9 - Quiz

hww of zww:
Ik zou hem graag willen helpen met klussen.
A
zou = hww
B
zou = zww

Slide 10 - Quiz

Welke drie vragende voornaamwoorden zijn er?

Slide 11 - Open question

Welke drie woordsoorten kan het woord 'het' zijn?

Slide 12 - Open question

Wanneer is 'het' een onbepaald voornaamwoord?

Slide 13 - Open question

Die jongen staat op de bus te wachten. Die is?
A
onbep. vnw
B
aanw. vnw
C
pers. vnw
D
vr. vnw

Slide 14 - Quiz

Opdracht voorzetsels en bijwoorden

In groepjes van drie gaan jullie uitzoeken wat voorzetsels en bijwoorden zijn. Je mag hiervoor filmpjes op internet en magister bekijken en je mag informatie op internet opzoeken of in je leerboek.

Je krijgt hier ongeveer 10-15 min de tijd voor. Daarna vraag ik een aantal groepjes om uit te leggen wat voorzetsels en bijwoorden zijn.

Slide 15 - Slide