vwo 2 week 51 ,les 1

Bonjour! 
Aujourd'hui on va parler de l'imparfait (de verleden tijd) 
Doel; je kunt de imparfait herkennen aan de uitgangen, en je kunt deze tijd actief gebruiken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour! 
Aujourd'hui on va parler de l'imparfait (de verleden tijd) 
Doel; je kunt de imparfait herkennen aan de uitgangen, en je kunt deze tijd actief gebruiken

Slide 1 - Slide

L'imparfait

Pak je schrift erbij, maak notities

Slide 2 - Slide

= Verleden tijd
Bijvoorbeeld:
ik gaf
jij had
hij deed
wij maakten
jullie liepen
zij dansten

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de imparfait?

Slide 4 - Slide

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.
Bijvoorbeeld:
(donner=geven) donnons
(rester=blijven) restons
(avoir=hebben) avons
(faire=maken,doen) faisons
(prendre=nemen) prenons
(finir=eindigen) finissons

Slide 5 - Slide

Stap 2: Je haalt -ons ervan af
Bijvoorbeeld:
(donner) donnons
(rester) restons
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 6 - Slide

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:
(Zie volgende dia)

Slide 7 - Slide

"

Slide 8 - Slide

Dus:
(donner)  je donnais = ik gaf
(rester)  tu restais = jij bleef
(avoir) il avait = hij had
(faire) nous faisions = wij maakten/deden
(prendre) vous preniez = jullie namen/pakten
(finir)  ils finissaient = zij eindigden

Slide 9 - Slide

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 10 - Slide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 11 - Slide

Let op:
De verleden tijd van il y a =
Il y avait

il y a = er is / er zijn
il y avait = er was /er waren

Slide 12 - Slide

Even oefenen...


Slide 13 - Slide

Combineer de personen met de juiste uitgangen 
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 14 - Drag question

(avoir, ik had) ... une bonne note

Slide 15 - Open question

(parler,hij sprak) .....bien français

Slide 16 - Open question

(être,zij waren) ...... en France

Slide 17 - Open question

(dansen, wij dansten) .....non stop

Slide 18 - Open question

(détester, jij had een hekel aan) ..... les maths?

Slide 19 - Open question

(arriver, u arriveerde) .....15 minutes plus tard?

Slide 20 - Open question

(inviter, hij nodigde uit) ..... ses camerades de classe

Slide 21 - Open question

Questions?

Slide 22 - Slide

leesvaardigheid

Lees tekst 3 van chapitre 3 
en maak oef 1 t/m 7 en 10 

Slide 23 - Slide