Les 1 "De industriële revolutie, liberalisme en modern imperialisme"

Welkom bij Geschiedenis
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom bij Geschiedenis

Slide 1 - Slide



1. Kennis maken / algemene informatie
Schoolexamen 1 geschiedenis

2. Herhaling
Vroegmoderne tijd vs. moderne tijd
Industriële revolutie
Industriële samenleving
Rol van India
Industrieel kapitalisme en Reform Bill (1832)

3. Praktische opdracht




Slide 2 - Slide

Schoolexamen 1 
Geschiedenis
Domein A: Vaardigheden - historisch besef

Domein B: Het Britse Rijk (1765-1900)
B1: Op welke manier ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika's (1585-1833)?
B2: Waardoor werd India in de 19e eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk (1765-1885)?
B3: Welke rol speelden de koloniën in sociaal-economische ontwikkelingen in Groot-Brittannië (1750-1900)?

Domein D: Democratische rechtsstaat

Praktische opdracht!

Lesmateriaal via Teams en LessonUp!

Slide 3 - Slide

Leerdoelen I
  • Je begrijpt waarom de Noordelijke en Zuidelijke koloniën (na 1776) en Jamaica (na 1807 en 1833) minder belangrijke katoenleveranciers werden voor Engeland vanwege de onafhankelijkheid en afschaffing van slavenhandel en slavernij.
  • Je begrijpt dat India belangrijk voor Groot-Brittannië al tijdens de 18e eeuw belangrijk was vanwege de grondstoffen (katoen).
  • Je kan uitleggen dat India steeds belangrijker werd als katoenproducent als gevolg van de Amerikaanse onafhankelijkheid en abolitionisme.  
  • Je begrijpt dat India voor Groot-Brittannië tijdens de 18e en 19e eeuw belangrijk bleef voor de productie van grondstoffen (katoen) en later tijdens de 19e eeuw belangrijk werd als afzetmarkt van Brits textiel.

Deelvraag 1
Deelvraag 2

Slide 4 - Slide

Leerdoelen II
  • Je begrijpt dat Groot-Brittannië tijdens de 18e eeuw door gunstige omstandigheden, waaronder het bezit van veel koloniën en toegang tot grote hoeveelheden grondstoffen, een technische voorsprong kreeg op de rest van de wereld.
  • Je begrijpt dat verbeteringen in de landbouw (meer landbouwgrond en verbeterde wetenschappelijke kennis) en verbetering in ziektebestrijding (vaccinaties) leidde tot een zeer sterke bevolkingsgroei. 
  • Je begrijpt dat de sterke bevolkingsgroei zorgde voor een stijgende vraag naar grondstoffen en aanbod van goedkope arbeid. 
  • Je begrijpt dat stijgende vraag naar katoen en maatschappelijke acceptatie voor vernieuwing, leidde tot het uitvinden van machines, waardoor de mechanisatie van de textielindustrie op gang kwam. 

Deelvraag 3

Slide 5 - Slide

Leerdoelen III
  • Je begrijpt dat het aanbod van goedkope arbeid en mechanisatie leidde tot het ontstaan van het fabriekssysteem, waardoor de lokale huisnijverheid begon te verdwijnen.
  • Je begrijpt dat de invoer van het fabriekssysteem zorgden voor grootschalige industrialisatie en het ontstaan van nieuwe sociale klassen; arbeidersklasse (fabrieksarbeiders) en de bezittende klasse (fabriekseigenaren en ondernemers).
  • Je begrijpt dat de mechanisatie zeer snel verbeterde en uitbreidde, waardoor investeringen in de mechanisatie veel geld opleverden, vaak veel meer dan de Engelse adel verdiende met landbezit. 
Deelvraag 3

Slide 6 - Slide

Leerdoelen IV
  • Je weet dat ondernemers winst uit de koloniën investeerden in de industrie en transport in Groot-Brittannië, waardoor er een transportrevolutie plaatsvond met het aanleggen van vaarwegen (kanalen) tijdens de 18e eeuw en spoorwegen tijdens de 19e eeuw. 
  • Je begrijpt dat de industrialisatie, de stoommachine en transportrevolutie het mogelijk maakte om fabrieken overal te plaatsen, waardoor er overal in Groot-Brittannië de steden sterk groeiden.
  • Je begrijpt welke negatieve gevolgen urbanisatie heeft op de leefomstandigheden van arbeiders.
  • Je begrijpt dat de ondernemers die rijk werden van de industrialisatie en Brits-India meer politieke rechten wilden krijgen in Engeland (Reform Bill, 1832).
Deelvraag 3

Slide 7 - Slide

Leerdoelen V
  • Je begrijpt dat na 1870 de Britten steeds meer concurrentie kreeg van andere landen, waaronder de Verenigde Staten en Duitsland, waardoor de Britten hun wereldrijk verder gingen uitbreiden. 
Deelvraag 3

Slide 8 - Slide

Tijdvak 8: Burgers en stoommachines
1800 n. Chr. - 1900 n. Chr.
(Moderne tijd)


Slide 9 - Slide

Vroegmoderne tijd (1500-1800)
Moderne tijd (1800 - nu)
Ambacht 
(je maakt spullen met de hand)

Ambachtslieden
(hoog opgeleid) 

Prijs van het product
(hoog: arbeider produceert weinig per uur)

Kwaliteit van het product
(maatwerk) 



Industrie 
(je maakt spullen machinaal)

Arbeiders
(laag opgeleid)

Prijs van het product
(laag: arbeider produceert veel per uur)

Kwaliteit van het product
(uniform: alles is hetzelfde)



Een echte revolutie!
Van kleinschalige handmatige productie in huis naar grootschalige machinale productie in fabrieken (van huisnijverheid naar industrie)!

= begin van de Industriële Revolutie

Continuïteit en verandering

Slide 10 - Slide

Het ontstaan van de Industriële Revolutie in Engeland 
(18e eeuw)

17e eeuw
  • Verbeteringen in de landbouw (landbouwrevolutie)
  • Schaalvergroting in de landbouw
  • Betere ziektebestrijding (vaccinatie tegen pokken en malaria)
Eind 17e eeuw / begin 18e eeuw
  • Groei opbrengsten landbouw
  • Bevolkingsgroei
Begin 18e eeuw
  • Groeiende vraag naar textiel
  • Groeiend aanbod van goedkope arbeidskrachten
2e helft 18e eeuw
(Groeiende behoefte aan) uitvindingen:
  • Spinning Jenny (James Hargreaves)
  • Stoommachine (James Watt)
Eind 18e eeuw
  • Ontstaan textielfabrieken
  • Ontstaan industriesteden (Manchester)
  • Groei mijnbouw (ijzer en steenkool)
  • Ontstaan industrieel kapitalisme
  • Enorme groei katoenimport (Liverpool)
  • Begin transportrevolutie (spoorwegen, stoomschip, vaarwegen)
Engeland vanaf 1750
Machineindustrie gaat textielmarkt veranderen!

Tot 1750: Spinnen en weven van wol gaat handmatig!
Vanaf 1750: Katoen is voor machines veel handiger dan wol!
Spinning Jenny

Machines maken productie goedkoper!
Waarom Engeland?
Engeland heeft alle productiefactoren in huis na 1750:
  • Arbeid (genoeg mensen)
  • Grondstoffen (voor het textiel: wol uit Engeland, katoen uit het koloniale rijk én voor de machines: ijzer, wind/waterkracht, later kolen voor stoomkracht)
  • Kapitaal (vaak verdiend in de koloniën) om machines mee te kopen / investeren in ontwikkeling van machines

Slide 11 - Slide

Engeland 1700
Engeland 1800

Slide 12 - Slide

Kenmerkende aspect
De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving.

= overgangspunt van agrarisch-urbane naar industriële samenleving (en dus van vroegmoderne tijd naar moderne tijd)!

Veranderingen
  • Economische veranderingen
  • Sociale veranderingen
  • Politieke veranderingen

Slide 13 - Slide

Een industriële samenleving
Urbanisatie
Boeren trokken van het platteland naar de stad, omdat er steeds minder werk was als landarbeider. Hele gezinnen zochten werk in de fabrieken en woonden dichtbij (ontstaan en groei van steden).

Veel mensen verhuizen tegelijk naar de stad, maar de huizen zijn slecht, de straten zijn overvol en het vuil wordt slecht opgeruimd!
  • Luchtvervuiling
  • Watervervuiling
Transportrevolutie
Van kanalen (paard en boot) voor vervoer van grondstoffen en producten naar stoomtreinen (vanaf 1830)!
1750-1760
1810-1820
Oorzaak en gevolg
Jullie krijgen verschillende bronnen, lees ze allemaal eerst rustig door.

In iedere bron is een oorzaak of een gevolg van de Industriële Revolutie te vinden. Probeer die oorzaken en gevolgen uit de bronnen te halen. Vraag jezelf af of in de bron een oorzaak of een gevolg genoemd wordt. Vraag jezelf af of de oorzaak of het gevolg direct of indirect is.

Plaats de bron in de kwadrant: hoe meer naar rechts hoe directer, hoe meer naar links hoe indirecter, boven is het een oorzaak, onder een gevolg. 

Slide 14 - Slide

Kenmerkende aspect
De moderne vorm van imperialisme hield verband met de industrialisatie.

= modern imperialisme helpt de industrie!

Slide 15 - Slide

Rol van India in het onstaan van de Britse Industriële Revolutie? 

Meer vraag naar katoenen!
Na 1765: Engelsen halen steeds meer katoen uit India!

Bijna geen katoen meer uit Amerika door:
  • Amerikaanse onafhankelijkheid (1776)!
  • Abolitionisten (1807-1833)!
Import en export
  • Katoen uit India gaat naar Engelse fabrieken (import)
  • Textiel deels verkocht in Engeland
  • En deels in India (export)
Dit leverde de Britten veel geld op!
Britse ondernemers investeren
De winst werd geïnvesteerd in de Britse industriële sector en in transportsystemen (vaarwegen en spoorwegen).
Verder werden nieuwe fabrieken en machines gebouwd.

Goed voor de Britse economie!
Modern imperialisme
Vanaf 1870: Industrieën van de VS en Duitsland (concurrentie voor Groot-Brittannië)
De Britten gingen op zoek naar nieuwe markten door kolonisatie.
Andere Europese landen deden hetzelfde om hun eigen economie te ondersteunen.
Producten goedkoop importeren en duur exporteren. 

Groot-Brittannië had daardoor rond 1900 de macht over een kwart van de wereldbevolking!

Slide 16 - Slide

Kenmerkende aspecten
Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen (en vrouwen) aan het politieke proces

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme



Slide 17 - Slide

Industrieel kapitalisme en 
Reform Bill (1832)
Handelskapitalisme
Vóór industrialisatie!
Kooplieden maakten winst door producten te verhandelen!
Ze kochten grondstoffen uit koloniën, lieten producten maken en verkochten deze op de markt.
Industrieel kapitalisme
Mijnen leverden grondstoffen aan en grote fabrieken verwerkten deze grondstoffen. De producten werden verkocht in Groot-Brittannië én in koloniën (India als grootste afzetmarkt). 
Fabrikanten en grootindustriëlen
Arbeiders werkten voor fabrikanten en grootindustriëlen (in bezit van meerdere fabrieken). Economische winst door goedkope en grootschalige productie van goederen!
Invloed en wensen
Ondernemers werden steeds machtiger! 
(oud geld vs. nieuw geld "parvenu")

  • Streven naar een liberale markteconomie (vrijhandel, vraag en aanbod als bepalend)
  • Overheid moet burgers beschermen tegen oorlog en criminaliteit
  • Meer politieke invloed
Reform Bill 1832
Ondernemers hadden economisch veel macht, maar niet politiek (door districtenstelsel)! Verder zijn er verkiezingen in Engeland, maar je mag alleen stemmen als je hoog geboren bent (1%)!

Vanaf 1832: “Wie betaalt, bepaalt!” (liberalisme)
Niet je geboorte, maar je geld is belangrijk. Als je te arm bent om belasting te betalen, heb je geen stemrecht (5%).
Verandering van het districtstelsel!

Reform Bill 1832
Welke bevolkingsgroep was er wel blij met de Reform Bill en welke juist niet?
  • Oude Engelse adel
  • Britse overheid
  • Fabriekseigenaren
  • Middenklasse met inkomen
  • Arbeidersklasse
Liberalisme
“Politiek-maatschappelijke stroming waarin burgerlijke vrijheden en economische vrijheden kernpunten zijn. De overheid dient zich terughoudend op te stellen.“

Kapitalisme
Vrije markt (Vraag en aanbod)
Individu staat voorop, weinig regels

Slide 18 - Slide

Praktische Opdracht: 
Rode sneeuw in december

Opdracht inleveren via magister (opdrachten)
Deadline: 25 juni 2023 (23:59)

Werk in duo's.
Maak een videovlog op vier momenten van je leesproces.

Eén filmpje inleveren
Je mag zelf weten hoe je je vlog maakt, als we de vlog maar kunnen afspelen op onze PC/laptop. Plak de fragmenten aan elkaar en lever je vlog in als één filmpje (niet als drie of vier losse filmpjes).

Heb je vragen?
Stel deze graag altijd via Teams of magister!


Slide 19 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 20 - Mind map

Wat gaan we volgende keer doen?
Socialisme 
Sociale kwestie

Slide 21 - Slide