wanneer kan een rechtspersoon als dader wor-
den aangemerkt van een verboden gedraging? De criteria hiervoor zijn als volgt:
1. Het moet gaan om een handeling of het nalaten daarvan (een gedraging)
door iemand die bij de rechtspersoon in dienst is (een werknemer) of die wel
werk voor hem uitvoert, maar niet bij hem in dienst is (een koerier, een schil-
der).
2. De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Bij-
voorbeeld: de normale bedrijfsvoering van een slagerij is het verkopen van
vlees. Als er bij het verkopen van vlees strafbare feiten worden begaan, kan
de rechtspersoon daarvoor aansprakelijk worden gesteld.
3. De rechtspersoon heeft geprofiteerd van de gedraging.
4. Er moet voldaan worden aan de IJzerdraad-criteria: de rechtspersoon moet
over de mogelijkheid hebben beschikt de gedraging te doen plaatsvinden en
moet die ook bewust hebben aanvaard of toegelaten