Financiën 3TL

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weten/ bereken wat de omzet van een bedrijf is.
  • Weten/ bereken wat de afzet is van een bedrijf.
  • Weten/ bereken wat de bruto winst is van een bedrijf.
  • Weten/ berekenen wat de bedrijfskosten van een bedrijf zijn
  • Weten/ bereken wat de netto winst van een bedrijf is 
  • Weten berekenen wat de inkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de verkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de consumentenprijs is van een product.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weten/ bereken wat de omzet van een bedrijf is.
  • Weten/ bereken wat de afzet is van een bedrijf.
  • Weten/ bereken wat de bruto winst is van een bedrijf.
  • Weten/ berekenen wat de bedrijfskosten van een bedrijf zijn
  • Weten/ bereken wat de netto winst van een bedrijf is 
  • Weten berekenen wat de inkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de verkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de consumentenprijs is van een product.

Slide 1 - Slide

Consumenten/ verkoopprijs
Formule =
  • Inkoopprijs                                                    €                   
  • Winst (in %)                                                   €                   +
  • Verkoopprijs Exc. BTW (100%)              €
  • BTW                                       (21%)                €                  + 
  • Consumentenprijs         (121%)               €   

Slide 2 - Slide

Consumenten/ verkoopprijs

Formules:
Verkoopprijs = Kostprijs + Winst
= Wat een ondernemer Krijgt (zonder BTW!)

Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW
= Wat de consument moet betalen
Let op, BTW gaat naar de overheid en niet naar de ondernemer!

Slide 3 - Slide

Oefensom 1
Van fictief b.v. dat handelt in telefoons zijn de volgende gegevens bekend:
  • De inkooprijs van één telefoon is €85,-
  • Per telefoon reken zij een percentage winst van 180%
  • De Btw op telefoons is 21%
  1. Bereken de verkoopprijs van één telefoon
  2. Bereken de consumentenprijs van één telefoon.

Slide 4 - Slide

Antwoord oefensom 1
Formule =
  • Inkoopprijs                                                    €85                   
  • Winst (in %)                                                   €153      +    (85:100 x 180)
  • Verkoopprijs Exc. BTW (100%)              €238            (85 + 153)
  • BTW                                       (21%)                €49,98  +    (238:100x21)
  • Consumentenprijs         (121%)              €287,98       (238 + 49,98)   

Slide 5 - Slide

Oefensom 2:
De consumentenprijs van een telefoon is €299 en de De BTW is 21%.
Bereken de verkoopprijs, rond je antwoord af op hele euro's.

Slide 6 - Open question

De consumentenprijs is de verkoopprijs
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde

Slide 7 - Quiz

Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs

Slide 8 - Quiz

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Inkooprijs + brutowinstmarge + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst

Slide 10 - Quiz

Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren

Slide 11 - Quiz

Bruto en nettowinst
  1. Omzet                     €                                     
  2. Inkoopwaarde     €                   -               
  3. Brutowinst            €                                     
  4. Bedrijfskosten    €                   -                 
  5. Nettowinst            €

ALTIJD zonder BTW, die is voor de overheid!


Slide 12 - Slide

1. Omzet
  • De omzet = het aantal euro dat een bedrijf verdient (zonder dat de kosten eraf zijn) = opbrengsten
  • De afzet = Het aantal verkochte producten in stuks

Formule omzet = 
Afzet x (de gemiddelde) verkoopprijs per product



Slide 13 - Slide

2. Inkoopwaarde
Inkoopwaarde = De totale prijs waar een bedrijf haar producten voor in koopt.

Formule inkoopwaarde =
Afzet x (gemiddelde) inkoopprijs per product

 

Slide 14 - Slide

3. bruto winst
Brutowinst = de winst die je hebt behaald zonder aftrek van bedrijfskosten.

 Formule brutowinst = 
 Omzet – inkoopwaarde


 

Slide 15 - Slide

4. Bedrijfskosten
Bedrijfskosten = Alle kosten die een bedrijf heeft (vast + variabel) behalve de inkoopwaarde

Formule bedrijfskosten = 
Alle vaste en variabel kosten bij elkaar optellen
 

Slide 16 - Slide

5. Netto winst
Nettowinst = De winst die een bedrijf daadwerkelijk heeft gehaald na aftrek van alle kosten

 
Formule nettowinst = 
  1.  Brutowinst – bedrijfskosten 
  2.  Omzet – inkoopwaarde - bedrijfskosten

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Oefensom netto en bruto winst
 Van Fictief B.V. dat handelt in mobiele telefoons zijn de volgende gegevens over het jaar 2005 bekend:

  • De afzet bedroeg 1400 stuks.
  • De verkoopprijs bedroeg €125,00 per stuk.
  • De inkoopprijs bedroeg €80,00 per stuk.
  • De bedrijfskosten bedroegen 13% van de omzet.
Bereken de bruto en de nettowinst van fictief B.V.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Wat moet Blokker volgens jou doen om in de toekomst weer een succesvol bedrijf te kunnen zijn?

Slide 21 - Open question

Wat is juist?
A
omzet - verkoopwaarde = nettowinst
B
omzet - inkoopwaarde = nettowinst
C
omzet - bedrijfskosten = nettowinst
D
omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Slide 22 - Quiz

Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten

Slide 23 - Quiz

Oefensom 2:
De consumentenprijs van een telefoon is €299 en de De BTW is 21%.
Bereken de verkoopprijs, rond je antwoord af op hele euro's.

Slide 24 - Open question

De consumentenprijs is de verkoopprijs
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde

Slide 25 - Quiz

Inkoopprijs + brutowinstmarge =
A
De verkoopprijs
B
De consumentenprijs

Slide 26 - Quiz

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Inkooprijs + brutowinstmarge + btw = ...
A
verkoopprijs
B
consumentenprijs
C
brutowinst
D
nettowinst

Slide 28 - Quiz

Als de overheid een subsidie geeft aan een bedrijf kan het bedrijf..
A
De consumentenprijs verhogen
B
De consumentenprijs gelijk houden
C
De consumentenprijs verlagen
D
De concurrentiepositie verslechteren

Slide 29 - Quiz

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weten/ bereken wat de omzet van een bedrijf is.
  • Weten/ bereken wat de afzet is van een bedrijf.
  • Weten/ bereken wat de bruto winst is van een bedrijf.
  • Weten/ berekenen wat de bedrijfskosten van een bedrijf zijn
  • Weten/ bereken wat de netto winst van een bedrijf is
  • Weten berekenen wat de inkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de verkoopprijs is van een product.
  • Weten berekenen wat de consumentenprijs is van een product.

Slide 30 - Slide