Bloeddruk mag niet gemeten worden aan een arm waarin een shunt aanwezig is (bij nierdialysepatiënten), aan de zijde waar de okselklieren verwijderd zijn (bijvoorbeeld na een borstamputatie), een arm met een infuus en een arm met een waaknaald.
Bij boezemfibrilleren sprake is van een wisselende tijd tussen opeenvolgende hartslagen, kan bij sommige automatische bloeddrukmeters de bloeddruk in zo’n situatie niet goed bepaald worden. Daarom wordt bij patiënten van wie bekend is dat ze last hebben van boezemfibrilleren, de bloeddruk bij voorkeur handmatig bepaald.
Er zijn ook mensen waarbij de vaattonen tot 0 mm Hg hoorbaar blijven (spontane vaattonen). In zo’n situatie is het niet mogelijk om de onderdruk te bepalen. In deze gevallen wordt daarom de 4e vaattoon als middelste waarde genoteerd, bijvoorbeeld 185/84/0 mm Hg; een alternatieve notatie hiervoor is 185/84 (Kor. IV).