Grammatica 3 les 3 - NWG

Planning vandaag
- Test Lezen 4 (3x): vragen/inzien? Vrijdag in team 2
- Herhaling Grammatica 
- Grammatica 3 les 3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning vandaag
- Test Lezen 4 (3x): vragen/inzien? Vrijdag in team 2
- Herhaling Grammatica 
- Grammatica 3 les 3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Herhaling
Stijn geeft op vrijdag de mooie bloemen aan zijn lieve vriendin 

OW: Stijn        PV/WWG: geeft          BWB: op vrijdag       
LV: de mooie bloemen      MW: aan zijn lieve vriendin

Slide 3 - Slide

Weektaak
--> Maak Grammatica 3 les 3
--> Maak voor jezelf een overzicht van de zinsdelen
--> Maak het oefenblad (per groepje uitleggen per stap)

Slide 4 - Slide

Maak zelf een zin met een OW, PV/WWG, LV, MW (en BWB).

Slide 5 - Open question

STAP 2: werkwoordelijk gezegde
PV + alle werkwoorden in een zin
Johan heeft een cadeau gekregen
Ze maakte haar bed op.
Ze liggen te slapen.

Slide 6 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde 

                       OF!


Een zin heeft een naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide




NWG: Koppelwerkwoord + voornaamwoord

Slide 8 - Slide

NWG
1) Zoek de PV, het OW en de overige WW
2) Stel de vraag: Wat + PV + OW + overige WW --> naamwoordelijk deel
3) NWG = alle werkwoorden + naamwoordelijk deel

Slide 9 - Slide

NWG
- Het gaat over 'iets zijn'

Tante Elly [ is chirurg.]
Zij [ is ziek geworden.]
Je zus [ zal later een goede zangeres worden].

Slide 10 - Slide

Youssef zal een heel goede voetballer worden. (NWG, PV, OW)?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Mijn vader is op zijn studeerkamer
Wie of wat is mijn vader = ?

Deze zin heeft dus geen naamwoordelijk gezegde. 


Slide 13 - Slide

Weektaak
--> Maak Grammatica 3 les 3
--> Maak voor jezelf een overzicht van de zinsdelen
--> Maak het oefenblad (per groepje uitleggen per stap)

Slide 14 - Slide

STAP 1: PERSOONSVORM
  1. De zin vragend maken
  2. De zin in een andere tijd zetten
  3. Verander de zin van getal (meervoud --> enkelvoud of andersom)

Slide 15 - Slide

STAP 2: werkwoordelijk gezegde
PV + alle werkwoorden in een zin
Johan heeft een cadeau gekregen
Ze maakte haar bed op.
Ze liggen te slapen.

Slide 16 - Slide

STAP 3: ZINSDELEN
  • Een woord of groepje woorden dat bij elkaar hoort

  • Je kunt een zinsdeel in zijn geheel voor de PV zetten

  • De man | geeft | het meisje | een appel

Slide 17 - Slide

STAP 4: ONDERWERP
WIE/WAT + wwg --> Onderwerp (Wie doet het?)

Op Valentijnsdag | schonk | de werkersraad | enkele verbaasde werkers | een prachtige roos

Slide 18 - Slide

STAP 5: LIJDEND VOORWERP
WIE/WAT + wwg + OW --> LV (Wie ondergaat het?)

Op Valentijnsdag | schonk | de werkersraad | enkele verbaasde werkers | een prachtige roos

Slide 19 - Slide

STAP 6: meewerkend voorwerp 
AAN WIE/WAT + wwg + OW + LV (de ontvangende partij)

Op Valentijnsdag | schonk | de werkersraad | enkele verbaasde werkers | een prachtige roos

Slide 20 - Slide

Stap 7: Bijwoordelijke bepaling
De prullenbak van de zinsdelen: alle zinsdelen die overblijven nadat je stap 1 t/m 6 hebt gehad!

Stel jezelf de vragen: waar, wanneer, waarom, hoelang, waarheen, waarvandaan, hoe en waarmee?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Welke uitspraak best op dit moment het best bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welke uitspraak past op dit moment het beste bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Welke uitspraak past op dit moment het beste bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Welke uitspraak past op dit moment het beste bij jou?
A
Ik begrijp alles
B
Ik begrijp bijna alles
C
Ik moet meer oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig

Slide 34 - Quiz

Heb je behoefte aan een extra workshop grammatica zinsdelen?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz

Weektaak 23
  • Bekijk alle uitlegfilmpjes
  • Maak alles lessen in Plot
  • Volgende week: 
Oefentoets!

Slide 36 - Slide