1. Ik kan uitleggen hoe het socialisme, nationalisme (en de emancipatie van de vrouw) de moderne maatschappij beïnvloeden tussen 1900 en 1950.
2. Ik kan benoemen wat de technische ontwikkelingen zijn aan het begin van de 20e eeuw.
3. Ik weet welke politieke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden tussen 1900-1950 en welke invloed ze hebben gehad op de maatschappij, economie en de kunst.
4. Ik kan uitleggen op welke manier denkers als Freud ('het onderbewuste'), Nietzsche, Marx en Bergson de kunst hebben beïnvloed.
5. Ik kan uitleggen wat het begrip ‘avant-garde’ betekent.
6. Ik kan uitleggen hoe de positie van kunstenaar veranderde in het begin van de 20e eeuw.
7. Ik kan uitleggen op welke manier verzamelaars, galerieën en impresario's ervoor zorgen dat de moderne kunst zich kan ontwikkelen/verspreiden.