De brug - Herhalen 1 t/m 3

Woordenschat
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat

Slide 1 - Slide

Lesstof
H1 - Synoniem zoeken
H2 - Omschrijving zoeken
H3 - Voorbeeld zoeken
-----------------------------------------------------------------------
H4 - Tegenstelling zoeken
H5 - Bekend woorddeel zoeken
H6 - Woordenboek gebruiken

Slide 2 - Slide

Lesstof
H1 - Synoniem zoeken
H2 - Omschrijving zoeken                                  Vandaag opfrissen
H3 - Voorbeeld zoeken
-----------------------------------------------------------------------
H4 - Tegenstelling zoeken
H5 - Bekend woorddeel zoeken                      Stof aankomende 
H6 - Woordenboek gebruiken                          toets

Slide 3 - Slide

Woordraadstrategie
Elk hoofdstuk is een andere woordraadstrategie.

Gebruik je om lastige woorden in een tekst te begrijpen. Je gebruikt de kennis die je al wel hebt.


Pak blz. 219

Slide 4 - Slide

Synoniem
Woorden met ongeveer dezelfde betekenis.
   Ken je het ene woord niet, dan ken je het andere woord                     misschien.


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Omschrijving
Soms staat een moeilijk woord in de tekst uitgelegd. Dat kan in een andere zin staan of tussen haakjes.

Binnenkort komt de jeugdarts op school. Die dokter is er om...

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 
Kun je herkennen aan: - Een dubbele punt.
                                                 - Haakjes (.....).
                                                - Woorden zoals bijvoorbeeld, als, zoals.



Slide 8 - Slide

Aan de slag!                         Blz 219
Opdracht 1 t/m 4. Overleggen in breakoutrooms
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
1. begrijpen - snappen
2. blessure - verwonding
3. eenvoudig - gemakkelijk
4. nogal - tamelijk
5. opdracht - taak
6. twijfelen - aarzelen

Slide 10 - Slide

Opdracht 2
1. eten                                                                       Woord: Nonsens
2. ordenen
3. ambulance
4. afwas
5. piekeren
6. veranderen
7. mist

Slide 11 - Slide

Opdracht 3
1. kwaad - boos
2. noteren - opschrijven
3. entree - ingang
4. amper - nauwelijks
5. afrekenen - betalen

Slide 12 - Slide

Opdracht 4
1. een beetje zielig - sneu
2. grijpt haar niet aan - onbewogen
3. onvriendelijk en in een slecht humeur - chagrijnig
4. uitdrukking op haar gezicht - blik
5. verzonnen naam - bijnaam
6. situatie of toestand - omstandigheden

Slide 13 - Slide