Schrijf de persoonsvorm in tt op de juiste manier:
1. Benno (vergeten) iedere keer zijn sleutels mee te nemen.
2. De foto op de website (worden) al snel aangepast.
3. Waarom (lopen) jij met twee verschillende schoenen rond?
4. Haar moeder (vertellen) nog steeds verhalen over vroeger.
5. Waarom (gebeuren) dit mij iedere keer weer opnieuw?
6. Hopelijk (landen) het vliegtuig deze keer wel op tijd.