Oefentoets periode 2 - Pedagogisch Klimaat OA1

Pedagogisch Klimaat - oefentoets
1 / 20
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pedagogisch Klimaat - oefentoets

Slide 1 - Slide

In de toets
Boek Methodiek en begeleiden voor pedagogisch werk: Thema 15, paragraaf 15.5 (Pedagogisch klimaat)

Boek Pedagogisch Werk 1
Thema 16 (Werken met de groep) 

Boek Professioneel werken voor pedagogisch werk: Thema 2, paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3 (Socialisatie); Thema 10, paragraaf 10.1 (Een veilige omgeving)

Boek Onderwijsassistent
Thema 12 (Klassenmanagement en pedagogisch klimaat)






Slide 2 - Slide

Wat is een veilig pedagogisch klimaat?
A
Een omgeving waarin kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen, het is een omgeving waarin ze zich vertrouwd en veilig voelen.
B
De waarden en normen die in een klas gelden en waar de onderwijsassistent streng op is.
C
De sfeer zoals die in de groep beleeft wordt, waarbij de onderwijsassistent een leidende rol heeft.
D
Het onderlinge respect tussen de kinderen.

Slide 3 - Quiz

Welke dingen hebben invloed op het pedagogisch klimaat?
A
Er is respect voor kinderen
B
De omgeving is ordelijk en fijn
C
De omgeving daagt uit
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wat hoop je met pedagogische vaardigheden te bereiken?
A
Dat een kind zich op zijn gemak voelt
B
Dat een kind vertrouwen heeft in jou
C
Dat een kind op tijd komt
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Een groep is:
A
Een sociale structuur die richtlijnen geeft voor de interactie tussen de leden van een groep.
B
Een verzameling van twee of meer personen die een gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren
C
Een verzameling van twee of meer personen die samen zijn gekomen.
D
Een verzameling van minimaal 5 personen die gezamenlijk aan de slag gaan.

Slide 8 - Quiz

Een groepsstructuur is:
A
Een sociale structuur die richtlijnen geeft voor de interactie tussen de leden van een groep.
B
Een verzameling van twee of meer personen die een gemeenschappelijk doel hebben of die zich met elkaar identificeren
C
Een verzameling van twee of meer personen die samen zijn gekomen.
D
Een verzameling van minimaal 5 personen die gezamenlijk aan de slag gaan.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Welke fase behoort niet tot de fasen van groepsvorming
A
De voorfase
B
De machtsfase
C
De rommelfase
D
Autonome groep

Slide 11 - Quiz

Wat is de naam van de laatste fase binnen de fasen van groepsvorming?
A
De machtsfase
B
De affectiefase
C
Autonome groep
D
De afsluitingsfase

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat betekent Theory of Mind?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Wat betekent het socialisatieproces?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Wat zijn geen essentiële vaardigheden voor goed klassenmanagement volgens Kounin?
A
Alert zijn
B
Spreiden van je aandacht
C
Eerlijk zijn
D
'Erbij houden' van de groep

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Planning
Volgende week
  • tussentijdsetoets

Over 2 weken
  • Vervolg pedagogisch klimaat

Slide 20 - Slide