Les 3: de bijwoordelijke bepaling en het voorzetselvoorwerp

Onderwerpen van deze les

  • Bijwoordelijke bepaling
  • Voorzetselvoorwerp
  • Bijstelling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onderwerpen van deze les

  • Bijwoordelijke bepaling
  • Voorzetselvoorwerp
  • Bijstelling

Slide 1 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (I)

Bijwoordelijke bepalingen (bwb) geven meer informatie over de handeling, het gebeuren of de toestand die in de zin wordt uitgedrukt. 

Slide 2 - Slide

bwb van tijd    =>

bwb van plaats =>

bwb van reden/oorzaak =>

bwb van middel  =>
bwb van wijze  =>


Ze sloeg om tien uur alarm.

Hij werd verliefd in Parijs.

Door de felle zon reed hij door het rode stoplicht.
Ze dronk cola met een rietje.
Ze stopte de brief vlug onder haar kussen.

Slide 3 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (II)
BWB noemt bijzonderheden van de gebeurtenis.

BWB noemt GEEN eigenschap van mens, dier of ding.

BWB geeft antwoord op vragen als: WAAR? WANNEER? WAAROM? WAARDOOR? WAARMEE? HOE?

Slide 4 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Het voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met het hoofdwerkwoord van de zin.

Wachten op
Trouwen met
Boos zijn over

Slide 5 - Slide

Voorzetselvoorwerp    =>



Lijdend voorwerp        =>


Bijwoordelijke bepaling   =>
1. vaak figuurlijke betekenis
2. begint altijd met een vast voorzetsel


1. ondergaat de handeling
2. begint nooit met een voorzetsel

1. letterlijke betekenis
2. minder nauwe band met voorzetsel

Slide 6 - Slide

      Het voorzetselvoorwerp:

Jan kijkt naar de televisie.

Op 4 mei staan we stil bij alle oorlogsslachtoffers.
Lijdend voorwerp:

Jan kijkt televisie.

Bijwoordelijke bepaling:

We stonden stil bij het stoplicht.


Slide 7 - Slide

Een voorzetselvoorwerp vormt een vaste combinatie tussen werkwoord en voorzetsel;
Het is altijd figuurlijk bedoeld;
Begint altijd met een vast voorzetsel.

vzv
Begint het zinsdeel met een voorzetsel en geeft het een letterlijke plaats aan? Dan is het een bijwoordelijke bepaling.
bwb
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Opa moest heel hard lachen om die grap.
We hopen op een mooie zomer.
Jan had zin in een zak patat.
De bus naar Parijs wacht al een uur op Rick.
Ze reed met haar auto het bos in.
Laten we maar met de trein naar Amsterdam gaan.
Peter is opgegroeid in Amsterdam.

Slide 8 - Drag question

Onderwerpen van deze les

Bijvoeglijke bepaling
&
bijstelling

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijke bepaling (I)
Een bijvoeglijke bepaling (bvb) zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

Een bijvoeglijke bepaling is ALTIJD deel van een ander zinsdeel.

Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter het znw. staan. 


Slide 10 - Slide

Bijvoeglijke bepaling (II)
Claudia rijdt op een rode fiets met tien versnellingen.

De hele zaal was ontroerd door de prachtige uitvoering.

Nienke is een knap meisje dat haar haar heeft opgestoken.

Slide 11 - Slide

In het verre land kreeg ze trek in pindakaas.
A
verre
B
trek

Slide 12 - Quiz

De nimmer te verzadigen draak verslond de jonkvrouw.
A
nimmer te verzadigen
B
verslond

Slide 13 - Quiz

In de trein zag Marie de schrijver die ze zo bewonderde.
A
in de trein
B
die ze zo bewonderde

Slide 14 - Quiz

Bijstelling (I)
Een bijstelling is een bijzondere bijvoeglijke bepaling
=> 
De heer Lubbers, de toenmalige minister-president, kon zich van dat voorval niets herinneren.

De regering, een groep oude wijze mannen, doet maar wat.

Slide 15 - Slide

Bijstelling (II)
  • De bijstelling is een stukje zin dat extra uitleg geeft bij iets dat genoemd wordt. 
  • De bijstelling staat ALTIJD tussen komma’s.
  • Bijstelling is geen volledige zin (geen gezegde).

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Ga aan de slag met het werkblad (nr 30)

Klaar met het werkblad? Ga verder met blok 3 en 4 van de modulewijzer (zie Teams)

Slide 17 - Slide