Narratieve QUIZ

1 / 19
next
Slide 1: Slide
WOBeroepsopleidingStudiejaar 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1. Wat voor een verhaal is dit?
A
Een dun verhaal
B
Een rijk verhaal
C
Een positief verhaal
D
Dit is geen verhaal

Slide 2 - Quiz

2. Hoe wordt een probleemgeoriënteerd verhaal ook wel genoemd?
A
Een dik verhaal
B
Een negatief verhaal
C
Een arm verhaal
D
Antwoord B en C

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

3. Welke therapeutische techniek zou dit kunnen zijn?
A
Een probleem externaliseren
B
Een probleem vasthouden
C
Een probleem identificeren
D
Een probleem integreren

Slide 5 - Quiz

4. Wat is, binnen de narratieve therapie, het effect van een plot?

A
Het geeft een oorzaak
B
Het geeft een gevolg
C
Het geeft een identiteit
D
Alle bovenstaande

Slide 6 - Quiz

8. Wanneer speelt, volgens E. Reijmers, de therapeut mee in speltherapie?
A
Als het kind hierom vraagt
B
Altijd, zolang je ordening kan blijven aanbrengen
C
Als de therapeut moet ingrijpen
D
Alle bovenstaande

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

5. Stel, een therapeut vraagt haar cliënt om dit te doen. Bij welke benadering past dit?
A
De appreciërende benadering
B
De postmoderne benadering
C
De dialogiserende benadering
D
De narratieve benadering van White & Epston

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

6. En bij welke benadering past dit?
A
De appreciërende benadering
B
De postmoderne benadering
C
De dialogiserende benadering
D
De narratieve benadering van White & Epston

Slide 13 - Quiz

7. Wat doet taal in therapie?
Het is..
A
waarderend
B
bepalend
C
vaststaand
D
normerend

Slide 14 - Quiz

9. Wat is de bedoeling van het sociaal constructionisme?
A
enkel problemen behandelen die volledig te genezen zijn
B
de waarheid achterhalen
C
positieve of neutrale taal gebruiken zodat de patiënt niet geproblematiseerd wordt
D
Antwoorden B en C

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

10. Welke hoort hier niet in thuis?
A
houding van niet-weten
B
mild luisteren
C
receptieve opstelling (bereidheid tot luisteren)
D
directief open

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video