Herhaling tekstverbanden en signaalwoorden 2mavo

Wat weet je al van LEZEN?

Onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte,
kernzin, bronvermelding, alinea's, witregels, illustraties, tekstsoorten, tekstdoelen, tekstvormen, titel, tussenkoppen, feiten, meningen, argumenten, tekstverbanden en signaalwoorden, leespubliek, beeld en opmaak
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat weet je al van LEZEN?

Onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte,
kernzin, bronvermelding, alinea's, witregels, illustraties, tekstsoorten, tekstdoelen, tekstvormen, titel, tussenkoppen, feiten, meningen, argumenten, tekstverbanden en signaalwoorden, leespubliek, beeld en opmaak

Slide 1 - Slide

Welke tekstverbanden ken je?
  • opsommend verband
  • tegenstellend verband
  • chronologisch verband
  • toelichtend/uitleggend verband
  • concluderend verband
  • samenvattend verband
  • oorzaak-gevolg
  • redengevend verband

Slide 2 - Slide

Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 3 - Mind map

Welk signaalwoord geeft een tegenstellend verband aan?
A
Echter
B
Ook
C
Bovendien
D
Daarnaast

Slide 4 - Quiz

Signaalwoord van
concluderend
verband

Slide 5 - Mind map

Hoe achterhaal je het leespubliek van een tekst?
A
Je kijkt naar de woordkeus.
B
Je kijkt naar de bron.
C
Je kijkt naar het onderwerp.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 6 - Quiz

Signaalwoord van
chronologisch
verband

Slide 7 - Mind map

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin (kernzin)?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 8 - Quiz

Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 9 - Mind map

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 10 - Quiz

Signaalwoord van
uitleggend/toelichtend
verband

Slide 11 - Mind map

Als eerst moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 12 - Quiz

Signaalwoord van
redengevend
verband

Slide 13 - Mind map

Welk signaalwoord geeft een uitleggend tekstverband weer?
A
Bovendien
B
Ter illustratie
C
En ook
D
Daarentegen

Slide 14 - Quiz

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 15 - Quiz

Nog vragen?

Slide 16 - Open question