Herhalingsles Massamedia


Paragraaf 1 Communicatie en massamedia
1 / 46
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Paragraaf 1 Communicatie en massamedia

Slide 1 - Slide

Wat is communicatie?

Slide 2 - Open question

1.1 Wat is communicatie?
Bij massamedia gaat het vooral om communicatie. Wat is communicatie?

 

Het bedoeld of onbedoeld verzenden van een boodschap van zender naar ontvanger (en soms terug)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welke vormen van communicatie zijn er?

Slide 5 - Open question

Directe en indirecte communicatie


  • directe communicatieface-to-face contact (taal en gebaren). In dezelfde ruimte

  • indirecte communicatietelefoon, computer, krant, televisie. Niet in dezelfde ruimte.

Slide 6 - Slide

Verbale en non-verbale communicatie


  • verbale communicatiegesproken of geschreven woorden (ongeveer 10%)

  • non-verbale communicatie:lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen 
(ongeveer 90%)

Slide 7 - Slide

Eenzijdige en meerzijdige communicatie


  • eenzijdige communicatieJe bent of de zender of de ontvanger

  • meerzijdige communicatie: Je bent zender en ontvanger

  • Massacommunicatie = communicatie met een groot publiek



Slide 8 - Slide

Wat zijn de 5 kenmerken van massamedia?

Slide 9 - Open question

1.2 Massamedia en internet
Kenmerken massamedia en massacommunicatie:
1. Openbaar
2. Indirect
3. Eenzijdig
4. Geen persoonlijk contact
5. Geen directe feedback

Slide 10 - Slide

Internet is ook een massamedium, maar voldoet niet aan alle kenmerken.
Welk kenmerk is dit?

Slide 11 - Open question

Interactief
Op internet ben je interactief: je bent de ene keer zender en de andere keer ontvanger.

Slide 12 - Slide

Social media
Op internet kan je gebruiken van social media: alle intermedia waarmee je informatie met anderen kan delen.

Slide 13 - Slide

Media

Paragraaf 2 Het medialandschap

Slide 14 - Slide

2.1 Gedrukte media
Er zijn twee soorten gedrukte media: kranten en tijdschriften

Slide 15 - Slide

Noem een aantal verschillen tussen populaire en kwaliteitskranten.

Slide 16 - Open question

Populaire kranten
Kwaliteitskranten
Grote koppen
Veel afbeeldingen
Kleinere koppen
Minder afbeeldingen
Veel amusement
Weinig politiek
Politiek, economie en achtergrondinformatie
Makkelijker taalgebruik
Moeilijker taalgebruik
Telegraaf, Algemeen Dagblad, NRC Next
NRC Handelsblad, Volkskrant, Trouw
Kranten

Slide 17 - Slide

Media

Paragraaf 3 Functies van de media

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welke functies hebben massamedia voor het individu

Slide 20 - Open question

A. Functies voor het individu
  • Informatie. Bv. website met reisaanbiedingen, boek over tuinieren
  • Vermaak / amusement: facebook, film op tv, leesboek
  • Educatie / onderwijs: lesboek, schooltv, cursus spaans via internet
  • Meningsvorming / opinievorming: discussieprogramma, journaal
  • Reclame: tellsell, commerciële reclames

Slide 21 - Slide

Welke functies hebben massamedia voor de samenleving?

Slide 22 - Open question

B. Functies voor de samenleving - I
  • Cultuuroverdracht: Door massamedia vindt er een overdracht plaats van kennis en cultuur. Er worden waarden, normen, vooroordelen en stereotypen overgedragen (=socialiserende functie).


  • Vrijetijdsbesteding: de media zorgt ervoor dat wij onze vrije tijd 24/7 aan de media zouden kunnen besteden. Bv film, facebook, boek lezen, etc.


Slide 23 - Slide

B. Functies voor de samenleving - II
  •  Democratische besluitvorming: Massamedia zijn op 4 manieren belangrijk voor politieke besluitvorming:

  1. Onderwerpen aandragen politieke agenda
  2. Burgers informeren over plannen en ideeën
  3. Controle- of waakhondfunctie
  4.  Meningsvormende functie

Slide 24 - Slide

Infotainment = een mengeling van de informatie- en amusementsfunctie van de media.

Slide 25 - Slide

Media

Paragraaf 4 Nieuws

Slide 26 - Slide

Waar komt het nieuws vandaan?
1. personen en instellingen
2. van journalisten zelf
3. van persbureaus: kantoren in het buitenland die nieuws verzamelen en aan kranten verkopen

Bij het maken van een krant wordt er aan nieuwsselectie gedaan: het wordt een keuze gemaakt welke artikelen worden geplaatst.

Slide 27 - Slide

Wanneer is een artikel relevant genoeg om te plaatsen?

Slide 28 - Open question

Wanneer wordt een artikel geplaatst?
1. als het actueel is
2. als het bijzonder is
3. als het dichtbij gebeurd is
4. als het past bij de doelgroep van de krant
5. als het past bij de identiteit van de krant

Slide 29 - Slide

Objectief
Bij het schrijven van een krantenartikel moet je objectief zijn: je informatie moet gebaseerd zijn op feiten.

Je artikel is objectief als:
1. er een duidelijke scheiding is tussen feit en mening
2. er een nieuwsbron bij staat
3. er gebruik is gemaakt van woord en beeld
4. er gebruik is gemaakt van hoor – en wederhoor

Slide 30 - Slide

Media

Slide 31 - Slide

Onze media heeft vrijheid van meningsuiting. Waar moeten ze zich wel aan houden?

Slide 32 - Open question

5.1 Vrijheid van meningsuiting
In Nederland heeft de media persvrijheid: ze mogen (bijna) alles zeggen, schrijven en laten zien. 

Er zijn wel een paar uitzonderingen. Wat mag de media niet?
1. Discrimineren (artikel 1 van de Grondwet).
2. Onzedelijke informatie. Bv. Kinderporno.
3. Onwaardheden / leugens
4. Opruiende berichten. Dat zijn berichten waarbij je burgers aanspoort tot geweld. Bv. Een oproep doen im met zijn allen het koningshuis in brand te gaan steken.

Slide 33 - Slide

Wat betekent pluriformiteit van de media?

Slide 34 - Open question

5.2 . Pluriformiteit 
In Nederland is er sprake van pluriformiteit van de media: er zijn heel veel verschillende soorten media. Bv. Tijdschrift over tuinieren, films, facebook, journaal, etc.

Dat is belangrijk in een democratie. Is er keuze voor iedereen. Het is een manier om verschillende kanten van de samenleving te laten zien, waardoor iedereen zijn eigen mening kan vormen.

Slide 35 - Slide

Media

Paragraaf 7 De macht van de media

Slide 36 - Slide

De media heeft invloed op onze mening en ons denken. Over hoe groot die invloed is bestaan verschillende theorieën:
Pak je boek!

Slide 37 - Slide

Wat is de injectienaaldtheorie?

Slide 38 - Open question

1. Injectienaaldtheorie: 
de media wordt vergeleken met een injectienaald; er wordt bij burgers elke dag een beetje informatie “ ingespoten”. Op die manier is de beïnvloeding het grootste. Die beïnvloeding kan op 2 manieren:

a. Indoctrinatie: “ hersenspoelen” : voortdurend iets herhalen waardoor mensen dat ook gaan denken.

b. Manipulatie: het toevoegen of weglaten van feiten om iets mooier of dramatischer te laten lijken. Bv. reclame.

Slide 39 - Slide

Omschrijf de multiple-step-flowtheorie.

Slide 40 - Open question

2. Multiple-step-flowtheorie:
Beïnvloeding gaat in 2 stappen:

a. Iemand met veel status (= aanzien) geeft via de media een mening over een bepaald onderwerp. Bv. Ronaldo zegt dat homosexualiteit bij voetbal normaal zou moeten zijn.

b. Burgers nemen vervolgens (zonder na te denken) deze mening over: als Ronaldo zegt dat dat zo is, vinden wij dat ook.

Slide 41 - Slide

Wat is selectieve perceptie?

Slide 42 - Open question

3. Selectieve perceptietheorie: 
de invloed van de media is niet zo heel groot. Mensen onthouden alleen datgene wat past bij hun referentiekader ( = je waarden, normen en andere interesses). Bv. als je veel bezig bent met gezondheid onthoudt je wel dat roken slecht voor je is. Een roker onthoudt dat juist niet.

Slide 43 - Slide

Wat is de agendatheorie

Slide 44 - Open question

4. Agendatheorie: 
de media heeft nauwelijks invloed op ons: de media bepaald namelijk niet WAT wij denken, maar alleen over welk ONDERWERP wij de volgende dag praten. Bv. in verkiezingstijd zien we veel over de verkiezingen op tv; gevolg -> wij praten de volgende dag vooral over de verkiezingen.

Slide 45 - Slide

5. De media als betekenisverlener: 

de media heeft helemaal geen invloed op onze mening. Het enige dat de media doet is zorgen dat wij onze vrije tijd kunnen invullen. Bv film kijken, boek lezen, etc.

Slide 46 - Slide