This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Slide
1. Lesopening
Neem het boek van Nederlands voor je.
Laat het nog even dicht.
Slide 2 - Slide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Slide 3 - Slide
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Niemand
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Iedereen
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
Niemand
Slide 4 - Slide
3. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je de stappen van verkennend lezen
- kun je met de stappen van verkennend lezen het onderwerp van een tekst bepalen.
Slide 5 - Slide
Verdiept arrangement:
Niemand
huiswerk noteren + maken:
Les: 2.11
blz.: 76 t/m 79
opdr.: 34 t/m 37
Slide 6 - Slide
Minicheck
Quiz mee!
Wat weet je al van de lesdoelen?
Slide 7 - Slide
Verkennend lezen is:
A
Kijken naar de tekst (plaatjes, tussenkopjes, titel, opvallende woorden, bron).
B
Je leest de tekst helemaal door van begin tot eind.
C
Je kijkt alleen naar het stukje tekst dat past bij de vraag.
Slide 8 - Quiz
Een tekst verkennen is hetzelfde als je oriënteren op een tekst.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Je leest een tekst verkennend om te bepalen wat het onderwerp van de tekst is.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag;
Les: 2.11, blz.: 76 t/m 79, opdr.: 34 t/m 36
Slide 11 - Slide
4. Instructie
Als je wilt weten waar een tekst over gaat en wat
het tekstdoel is, heb je niet altijd genoeg aan de
titel en de afbeelding.
Lees dan ook de eerste zinnen van de tekst.
Kijk ook uit welke krant of uit welk tijdschrift de tekst komt. Dit noem je verkennend lezen.
Slide 12 - Slide
Verkennend lezen
Je leest een tekst verkennend om
te kunnen voorspellen waar hij over gaat:
dit is
het onderwerp van de tekst.
Zo kun je zien of de tekst past bij je leesdoel.
Slide 13 - Slide
Leesplan
Verkennen – voor het lezen
-Lees de titel en de kopjes.
-Bekijk de plaatjes.
-Lees de eerste zinnen.
-Voorspel waar de tekst over gaat.
-Wat weet je al van het onderwerp?
Slide 14 - Slide
Leesplan
2. Begrijpen – tijdens het lezen.
-Lees steeds een klein stukje.
-Probeer voor je te zien wat je leest.
-Los op wat je niet begrijpt.
-Moeilijk woord? Zoek het woord op (woordenboek, google).
-Moeilijke zin? Lees de zin opnieuw.
Slide 15 - Slide
Leesplan
3. Verwerken – na het lezen.
Klopte je voorspelling?
Bedenk voor jezelf wat er in de tekst stond.
Slide 16 - Slide
Pak blz. 76 er bij, opdr. 34
We lezen de tekst samen.
1. Wat is het tekstdoel? A/B/C
2. Schrijf op waar de tekst volgens jou over gaat.
Slide 17 - Slide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (iedereen)?
Lees en maak les 2.11, opdr. 35 t/m 36.
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (niemand)?