Dinsdag 21 juni

Goedemorgen
Je gaat vast op je duo lezen plek zitten. 
We starten de dag met gebed, daarna gaan we lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen
Je gaat vast op je duo lezen plek zitten. 
We starten de dag met gebed, daarna gaan we lezen

Slide 1 - Slide

Rekenen
Cito

Slide 2 - Slide

Taal
Doel: 
Ik herken bij een zin wanneer een bijvoeglijk naamwoord overbodig is.
Overbodig= niet nodig

Slide 3 - Slide

Herhaling
Bijvoeglijk naamwoord
De jongen klimt in de boom.
De stoere jongen klimt in de hoge boom. 

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord. 
Toen ik mijn kapotte schoen zag, was dat voor mij een nare ervaring

Slide 5 - Slide

Met maatje:
Het huis heeft een tuin.

Slide 6 - Open question

Met maatje:
De gesloten weg heeft een kleine ingang.

Slide 7 - Open question

De boeken staan in de kast.

Slide 8 - Open question

Grote gele bloemen staan in de glazen vaas.

Slide 9 - Open question

Dubbelop -> pleonasme
Soms is een bijvoeglijk naamwoord overbodig.
De witte sneeuw is net gevallen.
De ronde bal rolt van het dak. 

Slide 10 - Slide

De vrouwelijke juf staat voor de klas.
Overbodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

De stelende dief heeft de bank beroofd.
Overbodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

De roze roos staat op de vaas.
Overbodig?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Spelling
Doel:
Ik kan werkwoorden die met de stam eindigen op een d, goed schrijven

Slide 14 - Slide

Werkwoorden tegenwoordige tijd
Zoeken
Ik -> stam                    Ik zoek
Hij, jij > stam+ t         Jij zoekt
Wij, jullie -> hele werkwoord    Jullie zoeken

Slide 15 - Slide

Branden
Ik brand
Hij brandt
Wij branden

Slide 16 - Slide

Redden
Ik .............. de kat uit de boom

Slide 17 - Open question

Redden
Hij .............. de kat uit de boom

Slide 18 - Open question

Redden
Wij .............. de kat uit de boom

Slide 19 - Open question

Raden
Tim ............. het raadsel in één keer.

Slide 20 - Open question