Je kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord schrijven.
Je kan aangeven wanneer je een apostrof moet gebruiken.
Je kan aangeven wanneer je een weglatingsstreepje kan gebruiken.
Je kan aangeven waar je een afbreekstreepje kan plaatsen.
Je herhaalt de werkwoordspelling.
Je kan verbanden en signaalwoorden herkennen in een tekst.
Je kan verwijswoorden herkennen in een tekst en benoemen waar dit verwijswoord naar verwijst.