What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Quiz 2
Quiz 2
Onderdeel 1 Werkwoorden
Onderdeel 2 Muziek
Onderdeel 3 Geld
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Mentorles
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Quiz 2
Onderdeel 1 Werkwoorden
Onderdeel 2 Muziek
Onderdeel 3 Geld
Slide 1 - Slide
Onderdeel 1
Werkwoorden
Slide 2 - Slide
Wat is een werkwoord? Een werkwoord duidt aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets doet
Slide 3 - Quiz
Wat zijn de werkwoorden?
A
gevouwen
B
gilt
C
landt
D
centimeter
Slide 4 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin?
A
een
B
wortel
C
legt
D
tafel
Slide 5 - Quiz
Welk woord is een werkwoord?
A
een
B
pinda's
C
balen
D
Zweedse
Slide 6 - Quiz
Hoe schrijf je dit werkwoord?
A
stakken
B
staken
C
staak
D
stakk
Slide 7 - Quiz
Welke woorden zijn werkwoorden?
A
zwarte, lelijke, lieve.
B
lopen, spelen, schreeuwen, leren.
C
hond, kat, vogel
Slide 8 - Quiz
Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoorden' en alles wat geen werkwoord is naar 'Geen werkwoord'.
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
goede bedoelingen
verhuizen
heb willen houden
zijn
zijn hond
Slide 9 - Drag question
Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden' alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
Kopje
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft
Slide 10 - Drag question
Vul het goede werkwoord in:
Op dat kruispunt (gebeuren) vaak een ongeluk.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeurtt
Slide 11 - Quiz
Vul het goede werkwoord in:
Pas op, die deur is net (schilderen)
A
geschildert
B
geschilderd
C
gesch
D
geschilderdt
Slide 12 - Quiz
vul het goede werkwoord in:
Lotte en Linda [...] te zonnen
A
liggen
B
leggen
C
kennen
D
kunnen
Slide 13 - Quiz
Kies het goede werkwoord.
Gisteren ... zij in tranen uit.
A
barste
B
barstte
Slide 14 - Quiz
VUL DE GOED VORM VAN HET WERKWOORD IN:
werkwoord: doorbreken
De zanger ....... ........ in Amerika.
A
doorbreekt
B
breekt door
Slide 15 - Quiz
Onderdeel 2
Muziek
Slide 16 - Slide
Luister goed:
Wat is de titel van dit liedje?
A
Heat & Heard
B
Head & Heart
C
Hard & Head
D
Hot & Heat
Slide 17 - Quiz
Wie is deze artiest?
A
Plankgas
B
Hydra
C
Tony Bass
D
Vieze Jack
Slide 18 - Quiz
Welke artiest is dit ?
A
Imany
B
Maître Gims
C
Stromae
D
Willy William
Slide 19 - Quiz
Welke artiesten zingen
dit nummer?
A
Snelle en Lil Kleine
B
Dopebwoy en Lil Kleine
C
Broederliefde
D
JeBroer en Snelle
Slide 20 - Quiz
Welke artiest hoor je?
A
Maroon 5
B
Blof
C
Racoon
D
3 J's
Slide 21 - Quiz
Wie is deze artiest?
A
Rapper Sjors
B
Lil Pump
C
Post Malone
D
21 Savage
Slide 22 - Quiz
Welke artiest is dit?
A
Ronnie Flex
B
Michael Jackson
C
Bruno Mars
D
Eminem
Slide 23 - Quiz
Welke artiest hoor je?
A
B
C
D
Slide 24 - Quiz
Van welke artiest is deze videoclip?
A
David Guetta
B
Martin Garrix
C
Armin van Buuren
D
Tiesto
Slide 25 - Quiz
Luister goed:
Wie is de zanger(es) of band van dit liedje?
A
Armin van Buuren
B
Afrojack
C
Tiësto
D
Gesto
Slide 26 - Quiz
Luister goed:
Wie is de zanger(es of band van dit liedje
A
Tim Dawn
B
Justin Bieber
C
Justin Timberlake
D
Lucas & Steve
Slide 27 - Quiz
Wie is deze artiest?
A
Django Wagner
B
Wolter Kroes
C
Frans Duijts
D
Dries Roelvink
Slide 28 - Quiz
Luister goed:
Wat is de titel van dit liedje?
A
Door de wind.
B
Door de storm.
C
Door de regen.
D
Dwars door alles heen.
Slide 29 - Quiz
Welke artiest is dit van eigen bodem?
Geluidsfragment 6
A
André Hazes Jr.
B
Frans Duijts
C
Peter Beense
D
André Hazes
Slide 30 - Quiz
Onderdeel 3
Geld
Slide 31 - Slide
Hoeveel geld heb je nu?
+
+
+
A
10 euro
B
100 euro
C
1 euro
D
10 cent
Slide 32 - Quiz
Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,25.
Hoeveel geld krijg je terug?
A
€ 7,75
B
€ 8,-
C
€ 8,75
D
€ 7,-
Slide 33 - Quiz
Hoe heette het geld in Nederland voor de Euro (€)?
A
Franc
B
Lire
C
Gulden
D
Mark
Slide 34 - Quiz
1 ton in geld (€) is:
A
€100.000
B
€1.000
C
€10.000
D
€100
Slide 35 - Quiz
Hij naar het plaatje:
Hoeveel geld heb je bij je?
A
29 euro
B
34 euro
C
24 euro
D
43 euro
Slide 36 - Quiz
Sterre telt het geld in de kassa.
Er liggen 10 munten van €0,50.
Hoeveel samen?
A
€5
B
€10
C
€15
D
€20
Slide 37 - Quiz
de inkoop is €125,-. Het verlies is €15,-
Hoeveel geld heeft hij?
A
€142,-
B
€135,-
C
€140,-
D
€110,-
Slide 38 - Quiz
Koen heeft 2 briefjes van €5.
Hij koopt iets voor €4.
Hoeveel geld heeft hij nog over?
A
€4
B
€5
C
€9
D
€6
Slide 39 - Quiz
Verdeel dit geld
over 2 personen.
Ieder krijgt..?
A
€50,-
B
€45,-
C
€40,50
D
Dit kun je niet verdelen
Slide 40 - Quiz
Saskia heeft €3,- meer dan €22,-.
Hoeveel geld heeft zij?
A
€28,-
B
€22,-
C
€25,-
D
€19,-
Slide 41 - Quiz
Een trainingspak kost € 68,95.
Ik betaal met € 100,00.
Hoeveel geld krijg ik terug?
A
€ 42,15
B
€ 42,05
C
€ 32,15
D
€ 31,05
Slide 42 - Quiz
The end.
Slide 43 - Slide
More lessons like this
Quiz
November 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6
12/9 Muziekquiz
December 2022
- Lesson with
18 slides
Mentorles
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Muziekquiz
December 2022
- Lesson with
43 slides
Mentorles
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Muziekquiz
February 2024
- Lesson with
22 slides
Muziek
Basisschool
Groep 6
Muziekquiz
February 2023
- Lesson with
25 slides
Mentorles
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Meivakantie Quiz
May 2023
- Lesson with
26 slides
Mentorles
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Quiz
April 2023
- Lesson with
36 slides
Mentorles
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1
Meivakantie Quiz
April 2022
- Lesson with
36 slides
Mentorles
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1