Werkwoordspelling: voltooid deelwoord en Engelse werkwoorden 2F

Werkwoordspelling
voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord en Engelse werkwoorden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
voltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord en Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

Het is jammer dat hier nooit iets leuks (gebeuren)
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 2 - Quiz

Als een echte formule 1 coureur (besturen) mijn oma de auto
A
bestuurd
B
bestuurt
C
bestuurdt

Slide 3 - Quiz

Zij (beloven) mij eeuwige trouw.
A
beloofde
B
beloofte

Slide 4 - Quiz

Met zijn hoge score (verbazen) hij vriend en vijand.
A
verbaasde
B
verbaaste

Slide 5 - Quiz

Voltooid deelwoord 

Slide 6 - Slide

Wij hebben het hele lokaal paars (verven)
A
geverft
B
geverfd

Slide 7 - Quiz

De wetenschapper heeft die stelling (bewijzen)
A
bewijsd
B
bewijst
C
bewezen
D
gebewijsd

Slide 8 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van verhuizen
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van varen?
A
gevaard
B
gevaren
C
gevoert
D
gevoeren

Slide 10 - Quiz

Sterke werkwoorden:
Kunnen ook een klinkerwisseling hebben
Eindigen meestal op -en
Gezwommen
Begonnen
Gegoten
Gelezen

Zwakke werkwoorden:
D of T op het einde: gebruik weer het sexy fokschaap
poetsen: gepoetst
sponzen: gesponsd
bezorden: bezorgd
duwen: geduwd

Slide 11 - Slide

Mijn moeder heeft mijn hele tekst (wissen)

Slide 12 - Open question

Ik heb mijn relatie (beëindigen).

Slide 13 - Open question

Tegenwoordig deelwoord
Het hele werkwoord + D

Slide 14 - Slide

Je spelt het tegenwoordig deelwoord altijd zo eenvoudig mogelijk:


Het schip standde
het gestrande schip
Hij vergrootte de foto
De vergrote foto
De geplette walvis

Slide 15 - Slide

sliep
geslapen
slapen
slapend
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Tegenwoordig deelwoord
Voltooid deelwoord

Slide 16 - Drag question

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'snuiten'?

Slide 17 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van 'snuiten'?

Slide 18 - Open question

Schrijf hier een Engels werkwoord, dat ook in het Nederlands wordt gebruikt.

Slide 19 - Open question

Engelse werkwoorden
zappen, racen, saven, downloaden, copy-pasten, crossen, deleten, paintballen, finishen, emailen, facebooken, chillen, relaxen, grillen...

Slide 20 - Slide

Engelse werkwoorden:
Vervoegen zoals Nederlandse werkwoorden. Dus: hij childe, gechild. Ik croste, gecrost. 
Als het schrappen van een medeklinker zou leiden tot een foute uitspraak, blijven we de dubbele medeklinker schrijven. Het is daarom 'gepasst' en 'gepaintballd'. Maar 'gebasketbald'. (NuNederlands zegt: als het Engels wordt uitgesproken).

Slide 21 - Slide

Waarom je altijd Engelse werkwoorden moet opzoeken:

Het is 'gepaintballd' maar ook 'gebasketbald'. 
Het is 'gepasst' maar ook 'gestrest' (deze laatste mag volgens 'Onze Taal' wel weer ook als 'gestresst')

Slide 22 - Slide

Zoek op: wat is het voltooid deelwoord van 'deleten'.

Slide 23 - Open question

Engelse woorden voltooid deelwoord die er raar uitzien:

Engels: deleted. Nederlands: gedeletet
Engels: saved. Nederlands: gesavet
Engels: updated. Nederlands: geüpdatet

Slide 24 - Slide

Engels:
He deleted
He updated
He has paintballed
He has played basketball
He has skated
Nederlands:
Hij deletete
Hij updatete
Hij heeft gepaintballd
Hij heeft gebasketbald

Hij heeft gekskatet

Slide 25 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van chillen
A
gechild
B
gechilt
C
gechilld
D
gechillt

Slide 26 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van recyclen?
A
gerecycled
B
gerecyclet

Slide 27 - Quiz

Hij heeft zijn hele tekst (copy-pasten)
A
gecopy-paste
B
gecopy-pasted
C
gecopy-pastet
D
copy-gepaste

Slide 28 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van faxen?
A
gefaxt
B
gefaxd
C
gefaxet
D
gefaxed

Slide 29 - Quiz

Het voltooid deelwoord van mixen is dan dus...
A
gemixed
B
gemixt
C
gemixd
D
gemixet

Slide 30 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van deleten?
A
gedeleted
B
gedeletet
C
gedelet
D
gedeleet

Slide 31 - Quiz