This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Doelen:
Je kunt uitleggen wat feedback betekent.
Je weet wat het doel is van feedback geven.
Je weet wat passende reacties zijn wanneer je feedback krijgt.
Slide 2 - Slide
Wat is feedback?
Slide 3 - Open question
Wanneer (in welke situaties) heb jij met feedback te maken?
Slide 4 - Open question
Feedback krijgen
De reacties die je van anderen krijgt op jouw gedrag of prestaties, noem je feedback. Feedback kan positief zijn (‘Wat heb je dat goed gedaan.’) of negatief (‘Ik vind het vervelend dat je altijd te laat komt, dat moet anders.’). Feedback is altijd bedoeld om de ander te helpen. Iemand persoonlijk aanvallen of schelden heeft niets met feedback te maken.
Slide 5 - Slide
Reactie op feedback
fout
goed
direct tegenspreken
iemand uit laten praten
boos worden
rustig blijven
niets (meer) zeggen
nadenken voordat je reageert, doorvragen
de ander niet (meer) aankijken
de ander geïnteresseerd aankijken
Slide 6 - Slide
We gaan kijken naar een filmpje
- hoe verloopt het gesprek? - wat gaat goed? - wat kan anders beter? - wat kan de feedbackgever aanpassen en wat kan de ontvanger anders doen?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
- hoe verloopt het gesprek?
- wat gaat goed?
- wat kan anders beter?
- wat kan de feedbackgever aanpassen en wat kan de ontvanger anders doen?
- Hoe kunnen deze gesprekspartners dichter bij elkaar komen?
