03-06 : Chapter 5 : grammar mix

TODAY
Revision grammar Chapter 5
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TODAY
Revision grammar Chapter 5

Slide 1 - Slide

Possessive [s] 

Slide 2 - Slide

Summary
Altijd 's
Behalve bij
1. dingen
2. meervoud dat al op een <S> eindigt 

Slide 3 - Slide

In het Nederlands:

Lisa's boek

Mijn ouders' boek.

De hoofdstad van Nederland.
In het Engels

Lisa's book

My parents' book.

The capital of the Netherlands.
Hey, het lijkt dus best op elkaar!

Slide 4 - Slide

Wat moet er op de open plek?
This is _______ iPad. (Lisa)
A
Lisa's
B
Lisa'
C
Lisas
D
Lisa of

Slide 5 - Quiz

Wat moet er op de open plek?
This is the ____________ London (tower)
A
tower's
B
tower'
C
towers
D
tower of

Slide 6 - Quiz

Wat moet er op de open plek?
This is my _______ room. (parents)
A
parent's
B
parents'
C
parents
D
Parents of

Slide 7 - Quiz

Evaluatie:
Wanneer gebruik je alleen de ' om bezit aan te geven?
A
Bij meervoud dat al op een <s> eindigt
B
Bij meervoud
C
Bij enkelvoud
D
Bij enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Slide 8 - Quiz

Evaluatie:
Wat doe je om bezit aan te geven bij enkelvouden?
A
+ s
B
+ s'
C
+ '
D
+ 's

Slide 9 - Quiz

Evaluatie:
Plus 's kan eigenlijk altijd, behalve bij...
A
Dingen
B
Dingen en enkelvoud dat al op een <s> eindigt
C
Dingen en meervoud dat al op een <s> eindigt
D
Meervoud en enkelvoud dat al op een <s> eindigt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Much or many?

Slide 13 - Slide

Veel
  • much
  • many

Slide 14 - Slide

Which one should you use?

Many --> voor telbare woorden

Much --> voor ontelbare woorden


Slide 15 - Slide

Much or many?
coffee
A
much
B
many

Slide 16 - Quiz

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 17 - Quiz

Much or many?
food
A
much
B
many

Slide 18 - Quiz

Much or many?
tomatoes
A
much
B
many

Slide 19 - Quiz

Much or many?
secrets
A
much
B
many

Slide 20 - Quiz

Much or many?
sugar
A
much
B
many

Slide 21 - Quiz

Much or many?
fun
A
much
B
many

Slide 22 - Quiz

Past Simple
The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd

Slide 23 - Slide

Past Simple - Regular Verbs
After a regular verb you put '-ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 24 - Slide

Past Simple - Regular verbs

Spelling:
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie:

  • I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:

  • I play - I played

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:

  • I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:

  • I drop - I dropped

Slide 25 - Slide

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 26 - Open question

What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 27 - Quiz

What is the past tense of: study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 28 - Quiz

What is the past tense of: walk
A
walkt
B
wolked
C
wolk
D
walked

Slide 29 - Quiz

Slim stampen
Stepping stones online
Chapter 5

Slide 30 - Slide