2.1 Bewerkingen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning 
  • iedereen aanwezig en materiaal mee?
  • telefoons op stil en in de telefoonzak?
  • aftekenkaart op peppels inleveren! 
  • toets bespreken en toets analyse
  • voorkennis en uitleg 2.1 bewerkingen
  • werken uit het boek 
  • afsluiting 
  • Wie gaat herkansen? Voldoe je aan de voorwaarden?

Slide 2 - Slide

Planning 
sommige volkeren in de oudheid hadden een telsysteem dat betond uit drie woorden
één, twee en veel (om alle getallen boven de 2 aan te geven)

Waarschijnlijk ken je de Romeinse cijfers 

Wij gebruiken het positionele systeem. De postitie van het getal bepaalt de waarde van het getal. Het getal 3 in 35 heeft de waaarde 30. Het getal 3 in 350 heeft de waarde 300.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wij gebruiken het positionele systeem. De postitie van het getal bepaalt de waarde van het getal. Het getal 3 in 35 heeft de waaarde 30. Het getal 3 in 350 heeft de waarde 300.

Slide 5 - Slide

2.1 Bewerkingen x : + -
Wat gaan we deze les doen:
*Je weet wat het product, het quotiënt, de som en het verschil is.
*Je kunt de rekenvolgorde toepassen 




Slide 6 - Slide

Som, verschil, product, quotiënt
+    Som       
    
-    Verschil

x    Product

:     Quotiënt
som van 12 en 4?
16
verschil van 12 en 4?
8
product van 12 en 4?
48
quotient van 12 en 4?
3

Slide 7 - Slide

Quotiënt heeft twee puntjes op de ë .
Het teken van delen is ook twee puntjes :
Dus quotiënt is delen :

Slide 8 - Slide

De som van 12 en 2 is ...
A
14
B
10
C
6
D
24

Slide 9 - Quiz

Het verschil van 10 en 5 is ...
A
15
B
5
C
50
D
2

Slide 10 - Quiz

Wat moet je doen bij het quotiënt?
A
Keer
B
Delen
C
Plus
D
Min

Slide 11 - Quiz

Wat moet je doen bij een product?
A
Keer
B
Delen
C
Plus
D
Min

Slide 12 - Quiz

een product heeft ...
A
termen
B
factoren
C
producten
D
sommen

Slide 13 - Quiz

een som heeft ...
A
termen
B
factoren
C
producten
D
sommen

Slide 14 - Quiz

Een som heeft termen
In allebei zit de letter m

Een product heeft factoren
In allebei zit de letter c

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Voorrangsregels
  • Eerst haakjes
  • Daarna vermenigvuldigen en delen
  • Als laatste optellen en aftrekken

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is de juiste rekenvolgorde?
A
Haakjes, plus en min, keer en delen
B
Haakjes, keer en delen, plus en min
C
Keer en delen, haakjes, plus en min
D
Keer en delen, haakjes, plus en min

Slide 26 - Quiz

werken uit het boek
Wat?
Voorkennis 1,2,3,4,5
2.1 Bewerkingen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, L1, L2
Hoe?
Eerst zelfstandig
Hulp?
buurman/buurvrouw 
Tijd?
20 minuten
Klaar?
Ga verder met 
2.2 Negatieve getallen13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, L3,L4
2.3 optellen en aftrekken met negatieve getallen 37,38,39,40,41,42,43,47,48,49,50,51, L5, L6, L7

timer
20:00

Slide 27 - Slide

afsluiting
Wat hebben we deze les gedaan:
*Je weet wat het product, het quotiënt, de som en het verschil is.
*Je kunt de rekenvolgorde toepassen 

Wat gaan we de volgende les doen:
*Je weet wat positieve, negatieve en tegengestelde getallen zijn.
*Je kunt de tekens <, > en = gebruiken

Slide 28 - Slide

Wat vond je van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll