KD Spaans 06a

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Unidad 2 El lugar donde vivo

Hoofdstuk 2 De  plaats/plek  waar ik woon. 

                                                         Vivo en Groningen. eS.

De plaats  - waar - ik woon. 

El lugar - donde - vivo. 

Je kunt zeggen waar je woont.

Nuria y Paco

In dit hoofdstuk vertelt Nuria over haar woonplaats Málaga en Paco over zijn woonplaats Salamanca. 

Lees deze verhaaltjes goed en zorg dat je alles begrijpt. 

Aan het eind van het hoofdstuk moet jij zelf ook iets over 

jouw woonplaats kunnen vertellen. 

Op de volgende dia's alvast een paar woorden die we gaan tegenkomen. 

De verhaaltjes van Nuria en Paco dienen als voorbeeld. 

Uiteindelijk moet jij iets over jouw woonplaats kunnen vertellen. 

Bijvoorbeeld: 

Hallo, ik ben ... 

Ik kom uit Nederland. 

Ik woon in ... 

... is een dorp/stad

...

una ciudad

un pueblo

un museo

un parque

una plaza

una iglesia

una tienda

un barrio

een stad

een dorp

een museum

een park

een plein

een kerk

een winkel

een wijk

interesante

impresionante

grande

pequeño/a

bonito/a

feo/a

barato/a

mucho/a

poco/a

interessant

indrukwekkend

groot

klein

mooi 

lelijk

goedkoop

veel

weinig

palabras cortas

el/la

un/una

y

de

en

hay

también

korte woorden

de, het

een

en

van, uit

in, aan, op

er is / er zijn

ook

een dorp

1. un parque
2. un museo
3. una plaza
4. un pueblo

een plein

1. un estadio de fútbol
2. una biblioteca
3. una plaza
4. un pueblo

een straat

1. un supermercado
2. un aeropuerto
3. una plaza
4. una calle

een wijk

1. un barrio
2. un pueblo
3. una plaza
4. una calle

een stad

1. un barrio
2. un pueblo
3. una ciudad
4. una calle

een mooie straat

1. un barrio bontio
2. un pueblo bonito
3. una plaza bonita
4. una calle bonita

een kerk

1. un barrio
2. un pueblo
3. una iglesia
4. una calle

een kleine stad

1. un pueblo pequeño
2. un pueblo grande
3. una ciudad pequeña
4. una ciudad grande

klein

1. bonito
2. tranquilo
3. caro
4. pequeño

mooi

1. bonito
2. tranquilo
3. caro
4. pequeño

duur

1. bonito
2. tranquilo
3. caro
4. pequeño

indrukwekkend

1. grande
2. inteligente
3. interesante
4. impresionante

ook

1. y
2. en
3. de
4. también

Hola, soy Nuria.

Vivo en Málaga.

Málaga es una ciudad histórica

y 

tiene museos interesantes.

Waar woont Nuria?

Wat is Málaga voor een stad?

Wat heeft Málaga? 

En el centro de la ciudad 

hay una iglesia antigua, 

hay parques bonitos 

y 

hay un palacio histórico. 

También  hay plazas pequeñas y 

una catedral impresionante. 

Wat is er in het centrum 

van de stad?

Wat is er ook  in het centrum?

El puerto de Málaga se llama Muelle Uno.

En el puerto hay tiendas y muchos bares y restaurantes.

Nosotros vivimos en un barrio pequeño.

No hay un supermercado cerca de mi casa. 

Hoe heet de haven?

Wat is daar allemaal?

Woont Nuria met haar familie in een grote wijk?

Wat is er niet  bij haar in de buurt?

Y tú?

Hola, me llamo Paco.

Soy de Villares de la Reina, un pueblo pequeño. 

En este momento estudio y vivo en Salamanca.

Salamanca  está  en el oeste de España.

Es una ciudad fantástica.

1. Waar komt Paco vandaan?
2. Waar woont Paco? 
3. Wat doet hij daar?
4. In welk deel van Spanje  ligt  Salamanca?
5. Wat vindt Paco van de stad Salamanca?

La Plaza Mayor está en el centro. Es una plaza grande, bonita y famosa. 

Los bares están en la Plaza Mayor. Aquí los turistas beben café con leche. 

Wat is het Plaza Mayor voor een plein?

Wat vind je aan het Plaza Mayor? 

Wat drinken de toeristen?

Vivo en la Calle Quinta. 

Es una calle tranquila. 

Y tú, de dónde eres? 

In welke straat woont Paco?

Is het een rumoerige straat?

Wat vraagt Paco?

Wat zou je kunnen antwoorden?

y 

tú

?

bonito

moderno

barato

tranquilo

ancho

mucho

pequeño

interesante

grande

feo (lelijk)

antiguo

caro (duur)

ruidoso (lawaaierig)

estrecho (smal)

poco 

grande

aburrido (saai)

pequeño

L

U

G

A

R

E

S

en 

la 

c

i

u

d

a

d

Plaatsen (gebouwen) in de stad. 

Cómo 

es 

tu 

ciudad?

Groningen es una ciudad bonita. 

Mi ciudad - es - bonita. 

Mijn stad - is - mooi. 

Es - una - ciudad bonita. 

Het is - een - mooie stad. 

OPDRACHTEN

Maak de opdrachten op ItsLearning. 

Let op: als je opdrachten van itsLearning in de klas maakt, 

lever dan de opdracht wel in op itsLearning en zet erbij: gemaakt in de klas.