B&F, Begrijpend lezen, NB week 14 AA

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 14
Titel: Praten met je handen
Niveau: AA
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4,5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 14
Titel: Praten met je handen
Niveau: AA

Slide 1 - Slide

Voorkennis activeren
De titel van de tekst is: 
Praten met je handen

Waar moet jij aan denken? 
Laat het weten op de volgende pagina!

Slide 2 - Slide

Gebarentaal

Slide 3 - Mind map

Lees de woorden
voor jezelf

Slide 4 - Slide

Doel van de les
Strategie: 
- Antwoord opzoeken in de tekst
- Betekenis van woorden op zoeken

Geheugensteuntje

Slide 5 - Slide

Zie je de tussenkopjes?

Waar zou de tekst over gaan?  

Slide 6 - Slide

Als je kijkt naar de kopjes en plaatjes. Wat verwacht je te lezen?

Slide 7 - Open question

Inleiding
Printscreen inleiding

Slide 8 - Slide

Waarom is er bij belangrijk nieuws op tv iemand die gebarentaal spreekt?
A
Dat is voor dove en slechthorende mensen. Dan weten zij ook wat er gezegd wordt.
B
Dat is voor kinderen die de taal nog niet goed spreken. Dan kunnen ze goed de Nederlandse taal leren.
C
Dat is voor de mensen die niet goed kunnen zien. Dan kunnen ze toch horen wat er in het nieuws gezegd wordt.

Slide 9 - Quiz

Gebarentaal

Slide 10 - Slide

Wat gebruiken dove mensen als ze in gebarentaal met elkaar praten?  
Staat wel in de tekst
Staat niet in de tekst
Het gezicht
Het haar
De handen
De ogen
De oren
De stem

Slide 11 - Drag question

Wat is hetzelfde bij gebarentaal als bij andere talen?
A
Alle mensen gebruiken de taal
B
Je gebruikt vooral je stem
C
Je kunt over alles praten

Slide 12 - Quiz

Niet overal hetzelfde

Slide 13 - Slide

Waar of niet waar?
Elk land heeft zijn eigen gebarentaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Waar of niet waar?
Doven over de hele wereld gebruiken gebarentaal
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Dove kinderen op school

Slide 16 - Slide

Dove kinderen leerden vroeger geen gebarentaal.
Waar letten zij op als iemand tegen hen praatte?
A
Op de handen van de persoon die tegen hen praatte
B
Op de lippen van de persoon die tegen hen praatte
C
Op de ogen van de persoon die tegen hen praatte

Slide 17 - Quiz

Gebarentaal bij het nieuws

Slide 18 - Slide

Wie zie je vanaf nu ook bij belangrijk nieuws op tv?
A
De koning en de koningin die het nieuws vertellen.
B
Een tolk die het nieuws in gebarentaal vertelt.
C
Iemand van het jeugdjournaal die het nieuws aan de kinderen vertelt.

Slide 19 - Quiz

Hierna volgen nog een paar vragen over woorden in de tekst
Je ziet eerst een stukje tekst en daarna de vraag
Denk aan de tip:

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

In regel 5 staat: dat is bedoeld voor dove mensen.
Wat betekent 'bedoeld voor?'
A
Bedacht voor
B
Niet geschikt voor
C
Af en toe voor

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

In regel 11 staat: dat doen zij vaak met gebaren.
Wat betekent 'het gebaar'?
A
De zin die je zingt
B
Het woord dat je opschrijft
C
De beweging met je handen

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

In regel 35 staat: dat is een tolk.
Wat betekent 'de tolk'?
A
Iemand die duidelijk opschrijft wat er gezegd wordt.
B
Iemand die in een andere taal duidelijk maakt wat er gezegd wordt.
C
Iemand die meer dan 10 talen spreekt.

Slide 26 - Quiz

Extra 
Soms gebruiken doven een handalfabet om te spellen. 
Bekijk het plaatje hiernaast. 

Hiermee kun je jouw naam oefenen. Of bedenk een ander woord en laat iemand van je familie raden wat je gebaard. 
Kunnen ze het raden? 

Slide 27 - Slide

Hoe vond je de les?
A
Makkelijk
B
Beetje moeilijk
C
Moeilijk

Slide 28 - Quiz

Goed bezig geweest! 
Je bent klaar met deze les! 

Slide 29 - Slide