Quiz 4 april
1 / 13
La durée de la leçon est: 10 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is een ander woord voor verstedelijking?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Re-urbanisatie
D
Stedenbouwkunde
Slide 2 - Quiz
Niet-officiële werkzaamheden, zoals schoenpoetser en straatverkoper.
A
analfabeet
B
informele sector
C
verstedelijking
D
ontwikkelingspeil
Slide 3 - Quiz
De temperatuur onderaan een berg is 27 graden, de berg is 4 kilometer hoog. Wat is de temperatuur boven aan de berg?
A
10
B
5
C
3
D
24
Slide 4 - Quiz
Wat is het bnp per inwoner?
A
De waarde van alle goederen en diensten die in een land worden gemaakt gedurende één jaar.
B
Het bnp gedeeld door de beroepsbevolking.
C
De economie van een land.
D
Het bnp gedeeld door de totale bevolking.
Slide 5 - Quiz
Wanneer is iemand analfabeet?
A
Als hij niet kan lezen
B
Als hij niet kan rekenen
C
Als hij niet kan rekenen en lezen
D
Als hij niet kan lezen en schrijven
Slide 6 - Quiz
Hoe noemen we een sloppenwijk in India?
A
Favela
B
Getto
C
Sloppenwijk
D
Slum
Slide 7 - Quiz
Welke onderstaande uitspraak is van toepassing op het Kastenstelsel?
A
Het kastenstelsel zorgt voor gelijkheid.
B
Het kastenstelsel is onzin en heeft nooit bestaan
C
Het kastenstelsel zorgt voor grote ongelijkheid.
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd toen zij naar India kwamen.
Slide 8 - Quiz
Wat zijn drie goede redenen voor Europese computerbedrijven om werk uit te besteden aan Indiërs? Sleep 3 redenen naar juist en 2 naar onjuist.
Juist
Onjuist
Indiërs zijn nauwkeurig en geduldig.
Het kastenstelsel is een belastingvrij systeem.
In India willen veel mensen niet werken
Veel Indiërs spreken goed Engels, omdat India vroeger een Engelse kolonie was.
India is een lagelonenland.
Slide 9 - Question de remorquage
Wat is de belangrijkste rivier in India?
A
Ganges
B
Rijn
C
Hindil
D
Seine
Slide 10 - Quiz
In welke sector werken er veel mensen in een rijk land?
A
1ste
B
2de
C
3de
D
4de
Slide 11 - Quiz
Welk begrip hoort bij bedrijven die vestigingen over de hele wereld hebben?
A
multinationals.
B
analfabeten.
C
informele sector.
D
rijkdom.
