Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
India: Land van verschilen
Slide 1 - Diapositive
Toets ter afronding
Hoofdstuk 4: Paragraaf. 1, 2, 3 & 4
India!
Veel succes!
Slide 2 - Diapositive
Welk land is nummer E?
A
India
B
Bangladesh
C
Pakistan
D
China
Slide 3 - Quiz
Welk land is nummer F?
A
Sri Lanka
B
Nepal
C
Pakistan
D
India
Slide 4 - Quiz
Welk land is nummer D?
A
India
B
Bangladesh
C
Sri Lanka
D
Nepal
Slide 5 - Quiz
Welk gebied hoort bij A Klik op de afbeelding om te vergroten.
A
Hoger dan 1500 m
B
200 tot 1500 m
C
Lager dan 200 m
D
Helemaal vlak
Slide 6 - Quiz
Wat hoort bij elkaar?
Moesson
Dichtbevolkt
Sneeuw en ijs
Gangesvlakte
Himalaya
Indische Oceaan
Slide 7 - Question de remorquage
Wat is een moesson?
Slide 8 - Question ouverte
Welke twee uitspraken over het kastenstelsel zijn juist?
A
Het kastenstelsel is officieel afgeschaft.
B
Als je goed je best doet, kun je in een hogere kaste komen.
C
Het kastenstelsel zorgt voor grote ongelijkheid.
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd toen zij naar India kwamen.
Slide 9 - Quiz
Pagraaf 4,2: Stad en platteland in India!
Slide 10 - Diapositive
Wat is een basisbehoefte?
Slide 11 - Question ouverte
Over welke basisbehoefte gaat de volgende uitspraak?
Nu kan 75% van de bevolking van 7 jaar en ouder lezen en schrijven; tien jaar geleden was dat 65%.
Slide 12 - Question ouverte
Welke andere drie basisbehoeften zijn er?
Slide 13 - Question ouverte
Wat is een foute uitspraak over het bnp?
A
Met het bnp van een land kun je het ontwikkelingspeil goed vergelijken met andere landen.
B
Waar veel mensen in de informele sector werken is het bnp per inwoner laag.
C
Met het bnp per inwoner kun je het ontwikkelingspeil goed vergelijken met andere landen.
D
Het bnp per inwoner is in Nederland hoger dan in India.
Slide 14 - Quiz
Wat is het bnp per inwoner?
A
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen, gedeeld door het aantal inwoners van een land.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het bnp gedeeld door het aantal mensen in een land dat werkt.
D
Het bnp gedeeld door het aantal mensen boven de 18 jaar in een land.
Slide 15 - Quiz
Iemand doet twee uitspraken: I Als in een land veel mensen in de informele sector werken, dan is het bnp per hoofd er hoog. II De waarde van het bnp is in een groot land altijd groter dan in een klein land.
A
I is juist en II is onjuist.
B
I is onjuist en II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 16 - Quiz
Op het platteland van India is het inkomen............. , het analfabetisme is............ . Het aantal inwoners per arts is............ .
A
hoog, hoog, hoog
B
laag, hoog, laag
C
laag, hoog, hoog
D
laag, laag, hoog
Slide 17 - Quiz
Wat zijn drie goede redenen voor Europese computerbedrijven om werk uit te besteden aan Indiërs? Sleep 3 redenen naar juist en 2 naar onjuist.
Juist
Onjuist
Indiërs zijn nauwkeurig en geduldig.
Het kastenstelsel is een belastingvrij systeem.
De Indiërs leren al jong op school met computers te werken.
Veel Indiërs spreken goed Engels, omdat India vroeger een Engelse kolonie was.
India is een lagelonenland.
Slide 18 - Question de remorquage
Welke beroepen uit het rijtje komen voor in de informele sector?
Er zijn drie antwoorden juist.
Juist
Onjuist
Vuilnisraper
Onderwijzer
Boer
Soldaat
Schoenpoetser
straatmuzikant
Slide 19 - Question de remorquage
Welk land is Nederland? A of B?
A
Land A
B
Land B
Slide 20 - Quiz
Wat is een kenmerk van een laag ontwikkelingspeil in een land?
A
Veel multinationals.
B
Een hoog percentage analfabeten.
C
Weinig mensen die in de informele sector werken.
D
Een hoog inkomen per inwoner.
Slide 21 - Quiz
Welke drie uitspraken zijn goed?
Juist
Onjuist
De economie van India was voor 1990 gericht op zelfvoorziening.
India is bij multinationals in trek, omdat het een lagelonenland is.
In India is gemakkelijk aan hoogopgeleid personeel te komen.
Multinationals laten alleen software in India maken.
Indiase bedrijven hebben alleen toegang tot hun eigen afzetmarkt.
Slide 22 - Question de remorquage
Welke drie uitspraken zijn goed?
Juist
Onjuist
In India wonen veel moslims.
In India worden honderden verschillende talen gesproken.
30% van de inwoners van India is hindoe.
Urdu en Hindi zijn de twee officiële talen in India.
Niet alle Indiërs spreken Hindi.
Rundvlees wordt in India veel gegeten.
Slide 23 - Question de remorquage
Wat is een kenmerk van een laag ontwikkelingspeil in een land?
A
Veel multinationals.
B
Een hoog percentage analfabeten.
C
Weinig mensen die in de informele sector werken.
D
Een hoog inkomen per inwoner.
Slide 24 - Quiz
Hoe neemt globalisering niet toe?
A
Door internet
B
Door telefonie
C
Door vliegtuigen
D
Door bevolkingsgroei
Slide 25 - Quiz
Waarom zijn er veel Europese bedrijven / fabrieken naar India gegaan?
Slide 26 - Question ouverte
Leg in eigen woorden uit wat globalisering betekent