Getallen, aftrekken en optellen

Getallen, aftrekken en optellen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenISK

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Getallen, aftrekken en optellen

Slide 1 - Diapositive

Cijfer: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9.

Getal: 5, 124, 1257, 𝟑/𝟒, 𝟏/𝟓, 𝟏𝟎𝟎, 𝟕𝟕𝟔.

 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat is de som van 5 en 3?
A
2
B
15
C
8
D
1

Slide 8 - Quiz

Wat is 9 van 3 afgetrokken?
A
12
B
27
C
6
D
3

Slide 9 - Quiz

Ik heb 16 appels. Ik doe er 2 bij. Hoeveel heb ik nu?
A
18
B
8
C
32
D
14

Slide 10 - Quiz

Er waren 30 ballonnen op het feest. 15 ballonnen zijn weggegaan. Hoeveel ballonnen zijn er over?
A
2
B
15
C
30
D
45

Slide 11 - Quiz

Ik heb 2 snoepjes. Ik doe er 3 bij. Hoeveel heb ik nu?
A
1
B
5
C
6
D
0

Slide 12 - Quiz

Jij hebt 2 euro en ik heb 6 euro. Hoeveel hebben we samen?
A
4
B
12
C
3
D
8

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurt er als je 24 en 4 bij elkaar optelt?
A
20
B
6
C
28
D
96

Slide 14 - Quiz

Hoeveel blijft er over als je 15 van 5 eraf haalt?
A
10
B
20
C
3
D
75

Slide 15 - Quiz

Wat is het totaal van 5, 3 en 2?
A
8
B
10
C
30
D
15

Slide 16 - Quiz

Hoe bereken je het verschil tussen 12 en 6?
A
72
B
18
C
2
D
6

Slide 17 - Quiz

Ik had 15 euro en ik koop iets voor 9 euro. Hoeveel geld heb ik nog over?
A
24
B
25
C
6
D
5

Slide 18 - Quiz

2
1
5
8
171
124
Even Getal
Oneven Getal

Slide 19 - Question de remorquage

Rond het getal 6.432 af op een duizendtal.
A
6000
B
7000
C
6400
D
6430

Slide 20 - Quiz

Rond het getal 9.678 af op een honderdtal.
A
9.000
B
10.000
C
9.600
D
9.700

Slide 21 - Quiz

van klein naar groot
2.265
622
8.852
6.512

Slide 22 - Question de remorquage

Wat is een ander woord voor plus?
+

Slide 23 - Question ouverte

Wat is een ander woord voor min?
-

Slide 24 - Question ouverte