Hoofdstuk 1 en 2 lezen 3M

Hoofdstuk 1
Onderdeel lezen
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1
Onderdeel lezen

Slide 1 - Diapositive

DOEL

KERNZINNEN, HOOFDZAKEN EN HOOFDGEDACHTE

IN EEN TEKST 

- je kunt kernzinnen herkennen (herhaling)

- je kunt hoofdzaken herkennen (herhaling)

- je kunt de hoofdgedachte herkennen

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst

Slide 3 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 4 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 5 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 6 - Quiz

HOOFDZAKEN
- wat belangrijk is in een tekst
- hoofdzaken lees je vaak in de inleiding, in het slot en in de kernzin van elke alinea
- tussenkopjes en anders gedrukte woorden kunnen ook helpen om hoofdzaken te vinden

Slide 7 - Diapositive

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 8 - Diapositive

KERNZINNEN
- een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea

- soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 9 - Diapositive

HOOFDGEDACHTE van een tekst


- het belangrijkste van een tekst kan 

in één zin samengevat worden:
de hoofdgedachte

Slide 10 - Diapositive

SAMENVATTEN
- een samenvatting is een zelfgemaakte, korte weergave van de belangrijkste dingen (de hoofdzaken) uit een tekst

- verwerk hoofdzaken in de samenvatting, laat bijzaken weg
- formuleer de samenvatting in je eigen woorden

Slide 11 - Diapositive

SAMENVATTEN
- je gebruikt je eigen woorden in een samenvatting om jezelf te dwingen de leerstof te lezen, te verwerken en te begrijpen. Je legt zo verbanden met kennis die je al hebt.

- het is minder nuttig om teksten letterlijk over te nemen.

Slide 12 - Diapositive

Bekijk de afbeelding

Wat is het onderwerp?
Antwoord
Wild in the streets

Slide 13 - Diapositive

Bekijk de afbeelding

Geeft de afbeelding voldoende informatie als je mee wilt doen?
Antwoord
Nee. Je weet niet hoe laat het evenement begint en waar je dan moet zijn.

Slide 14 - Diapositive

Lees de tekst
Opdracht: Lees de tekst.

Slide 15 - Diapositive

Wat is de kernzin van alinea 1?
Antwoord
Op 5 juli zal Wild in the Streets gehouden worden.

Slide 16 - Diapositive

Wat is de kernzin van alinea 2?
Antwoord
Schoenenfabrikant Emerica vraagt dit jaar speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam.

Slide 17 - Diapositive

Waarom vraagt Emerica speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam?
Antwoord
Gemeente Amsterdam wil het enige indoorskatepark in Amsterdam sluiten.

Slide 18 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Antwoord

Hoofdgedachte: Het evenement Wild in the Streets wordt op 5 juli gehouden.

Slide 19 - Diapositive

GELEERD?

KERNZINNEN, HOOFDZAKEN EN HOOFDGEDACHTE

IN EEN TEKST 

- je kunt kernzinnen herkennen (herhaling)

- je kunt hoofdzaken herkennen (herhaling)

- je kunt de hoofdgedachte herkennen

Slide 20 - Diapositive

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 21 - Question ouverte

Hoofdstuk 2
Onderdeel lezen

Slide 22 - Diapositive

DOEL

- HET DOEL VAN EEN TEKST HERKENNEN

- BEPALEN VOOR WELK PUBLIEK EEN TEKST IS GESCHREVEN

Slide 23 - Diapositive

Lees de tekst

Slide 24 - Diapositive


Wat is de bron van de tekst?

Slide 25 - Question ouverte


Voor wie is deze tekst geschreven?
A
jongeren
B
volwassenen

Slide 26 - Quiz


Wat is het doel van deze tekst?
A
mening geven
B
informeren
C
instrueren
D
amuseren

Slide 27 - Quiz


Wat betekent het woord 'etiquette'?
A
plaksticker
B
regels over wat beleefd is en wat niet
C
naam van de radioshow

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Vidéo

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 30 - Diapositive

PUBLIEK van een tekst


- Om het DOEL van een tekst te kunnen bereiken, moet de schrijver rekening houden met zijn PUBLIEK

Slide 31 - Diapositive

PUBLIEK van een tekst

Voor welk publiek een tekst bedoeld is,

zie je aan:

- het onderwerp

- het taalgebruik

- de bron

Slide 32 - Diapositive

Oefenen:

Maak opdracht 1 van hoofdstuk 2 onderdeel lezen (pagina 45)

Domeinopdrachten:

34/35/36: H1 onderdeel lezen opdracht 1 t/m 4

37/38: H2 onderdeel lezen opdracht 1 t/m 4


Slide 33 - Diapositive