Waarom zorgt specialisatie voor een verhoogde arbeidsproductiviteit?
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Waarom zorgt specialisatie voor een verhoogde arbeidsproductiviteit?
Slide 1 - Question ouverte
Leerdoel
Je kunt rekenen met comparatief voordeel en uitleggen hoe scholing en specialisatie het comparatieve voordeel kunnen veranderen.
Slide 2 - Diapositive
Absoluut productievoordeel
Als je sneller (goedkoper) bent dan je concurrent, heb je absoluut productievoordeel. Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).
Slide 3 - Diapositive
Comparatief voordeel
Marcel heeft bij koken een comparatief voordeel ten opzichte van de kinderen verzorgen. Hij offert relatief minder tijd op voor de kids dan Annerieke
0,5
0,33
2
3
Slide 4 - Diapositive
Comparatief productievoordeel
Specialisatie vergroot de productie en arbeidsproductiviteit ook als er geen absoluut productievoordeel, maar relatief of comparatief productievoordeel is.
Slide 5 - Diapositive
Voorbeeld
Roos en Bart hebben een klein ‘bedrijfje’ in het wassen van auto’s en fietsen. Hoeveel tijd ze voor elke activiteit nodig hebben, staat hieronder.
Slide 6 - Diapositive
Stel dat ze beiden 3 auto’s en 6 fietsen wassen.
Benodigde tijd:
Slide 7 - Diapositive
Vervolgens gaan ze aan arbeidsdeling doen.
Wie doet wat?
Roos is dus relatief het snelste in fietsen (ze offert minder fietsen op voor auto's (0,375) dan Bart (0,6))
Bart offert minder auto's voor 1 fiets op (1,67) dan Roos (2,67)
Roos
Bart
auto
40
50
fiets
15
30
Roos
Bart
auto
40/15 =2,67
50/30 = 1,67
fiets
15/40=0,375
30/50 = 0,6
Slide 8 - Diapositive
Nu wordt de benodigde tijd:
Dezelfde productie kan dus door arbeidsdeling sneller worden gedaan. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is dus gestegen.
Roos
Bart
auto
40
50
fiets
15
30
Slide 9 - Diapositive
Opofferingskosten
Slide 10 - Diapositive
Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:
Roos ‘offert’ per auto ............................................. fiets op, terwijl Bart ‘maar’ ............................................ fiets opoffert.
Slide 11 - Diapositive
Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:
Roos ‘offert’ per auto 2,67 fiets op (40 / 15), terwijl Bart ‘maar’ (50 / 30) 1,67 fiets opoffert.
Slide 12 - Diapositive
De ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren dan een andere persoon. Een voordeel in het aantal benodigde uren per taak of een financieel voordeel in het maken van een product.
A
comparatief voordeel
B
absoluut voordeel
C
resoluut voordeel
Slide 13 - Quiz
In welke taak heeft Jo een comparatief voordeel?
Miep
Jo
Was
1,5
2
Koken
2
3
A
was, want 2>3
B
koken, want 3>2
C
was, want 2/ 1,5= 33%
D
koken, want 3/2= +50%
Slide 14 - Quiz
In welke taak heeft Jo een comparatief voordeel?
Miep
Jo
Was
0,75
0,33
Koken
1,33
1,5
A
was, want 2>3
B
koken, want 3>2
C
was, want 2/ 1,5= 33%
D
koken, want 3/2= +50%
Slide 15 - Quiz
Welke beweringen zijn juist?
A
Frits heeft geen absoluut voordeel
B
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij minder tijd voor nodig dan voor het verzorgen van de kinderen.
C
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij relatief minder extra tijd voor nodig in vergelijking met Marie dan voor het verzorgen van de kinderen.
D
Als Marie kookt en maximaal 8 uur per week voor de kinderen wil zorgen, moet Frits 4 uur voor de kinderen zorgen.
Slide 16 - Quiz
A
Japan op voedsel en NL op computers
B
Japan op computers en NL op voedsel
C
Er is geen comparatief voordeel
D
Nederland heeft geen voordeel
Slide 17 - Quiz
Leerdoel
Je kunt rekenen met comparatief voordeel en uitleggen hoe scholing en specialisatie het comparatieve voordeel kunnen veranderen.