Diagnostische toets subjonctif et gérondif
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vocabulaire Leidenlijst:
Réflechir
Réflechir
A
kijken
B
nadenken
C
kiezen
Slide 2 - Quiz
Vocabulaire Leidenlijst:
supprimer
supprimer
A
afschaffen
B
printen
C
weghalen
D
denken
Slide 3 - Quiz
Vocabulaire Leidenlijst:
la hausse
la hausse
A
de hoogte
B
het huis
C
de stijging
Slide 4 - Quiz
Vocabulaire Leidenlijst:
exigeant
exigeant
A
bestaand
B
veeleisend
C
enorm
Slide 5 - Quiz
Situaties waarin je subjonctif moet gebruiken?
Slide 6 - Carte mentale
Gebruik van de subjonctif:
il faut qu'on ..............un truc ensemble
il faut qu'on ..............un truc ensemble
A
fasses
B
fas
C
fait
D
fasse
Slide 7 - Quiz
Il faut que je m'en (aller)
Vul de juiste vorm in van de subjonctif aller
Vul de juiste vorm in van de subjonctif aller
Slide 8 - Question ouverte
Nadège fait tout pour que la famille .... heureuse.
Vul de juiste vorm van de subjonctif van être in :
Vul de juiste vorm van de subjonctif van être in :
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Je finis mon article demain. Il le faut vraiment!
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Bedenk een gerondifzin bij dit plaatje en het ' ww rentrer' en ' la maison' .
Slide 14 - Question ouverte
Bedenk een gérondifzin met deze twee plaatjes en de ww boire/regarder.
Slide 15 - Question ouverte
Pendant qu'elle se promenait dans le parc, elle a rencontré sa nièce.
Maak hier een gerondifzin van.
Maak hier een gerondifzin van.
Slide 16 - Question ouverte
Si tu suis mes conseils, tu réussiras le bac.
Maak hier een gerondifzin van.
Maak hier een gerondifzin van.
