Les 27: Doel van een alinea

Inhoud van de les:
10 min: stillezen
25 min: instructie + verwerking: ‘doel van een alinea’
5 min: les afsluiten. 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Inhoud van de les:
10 min: stillezen
25 min: instructie + verwerking: ‘doel van een alinea’
5 min: les afsluiten. 

Slide 1 - Diapositive

Les 27: doel van een alinea

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je leert welke bedoeling een schrijver heeft met elke alinea.
2. Je weet welke functies een alinea kan hebben
3. Je kunt signaalwoorden herkennen in een tekst.
4. Je kunt uitleggen welke bedoeling een schrijver heeft met een bepaalde alinea. 

Slide 3 - Diapositive

Ik weet welke bedoeling een schrijver kan hebben met een alinea.
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Sondage

Herhalen
Wat weet jij nog van de vorige lessen? 


Slide 5 - Diapositive

Wat is een leesstrategie?
A
een manier om een tekst te begrijpen
B
een manier om een tekst te lezen
C
een manier om een tekst snel te lezen
D
een manier om vragen te beantwoorden.

Slide 6 - Quiz

Welke leesstrategieën ken jij?

Slide 7 - Carte mentale

Waarom gebruikt een schrijver herhaling in zijn tekst?

Slide 8 - Question ouverte

Waarom gebruikt een schrijver overdrijving in zijn tekst?

Slide 9 - Question ouverte

Wat zijn signaalwoorden/verwijswoorden?
A
woorden die het antwoord geven in een tekst
B
woorden die een bepaald verband aangeven in een tekst
C
woorden die een signaal geven voor een antwoord
D
woorden die belangrijk zijn om allemaal te weten

Slide 10 - Quiz

Noem enkele signaalwoorden

Slide 11 - Carte mentale

Geef de namen van tekstverbanden
die jij kent.

Slide 12 - Carte mentale

Schrijf op wat je weet over een alinea.

Slide 13 - Carte mentale

Doel van een alinea
Elke alinea, of een groepje alinea’s samen, heeft binnen een tekst een functie. 

De schrijver heeft een bedoeling met een alinea en deze wordt aangegeven door signaalwoorden (verwijswoorden). 

Slide 14 - Diapositive

Inleiding
In een inleiding wil de schrijver je nieuwsgierig maken, zodat je de hele tekst gaat lezen. Een schrijver kan dit doen door:
- een reden te geven waarom hij de tekst schrijft.
- de opbouw van de test geven
- de schrijver geeft zijn mening 
- geeft alvast het belangrijkste weer 

Slide 15 - Diapositive

Kern
De kern bestaat uit een aantal alinea’s die met elkaar te maken hebben (verband). Er zijn verschillende verbanden mogelijk:
- opsomming
- voorbeeld
- tegenstelling
- doel - middel
(kijk op blz.32 voor alle verbanden). 

Slide 16 - Diapositive

Slot
De slotalinea kan verschillende functies hebben:
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken - geven
- een advies geven
- een vraag stellen
- een verwachting voor de toekomst uitspreken

Slide 17 - Diapositive

Vragen over de theorie
Je gaat nu zelf de vragen maken over de theorie. 

Lees de vraag goed en geef dan het antwoord op de vraag. 

Lees de tekst in de volgende dia. 
Vraag: welke signaalwoorden lees je in de tweede alinea? 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

De volgende signaalwoorden staan in de tweede alinea:
A
toch
B
bijvoorbeeld
C
omdat
D
geen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

wat is de functie van de tweede alinea?
A
er wordt een antwoord gegeven
B
er wordt een tegenstelling gegeven
C
er wordt een gevolg gegeven
D
er wordt een opsomming gegeven

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Welk tussenkopje past het best bij alinea 2 en 3?
A
leerplicht
B
mogelijke oplossingen
C
High School
D
HAVO of MBO

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Wat is de functie van de inleiding?
A
Geeft een voorbeeld
B
Geeft een reden
C
Stelt een vraag
D
Geeft de mening van de schrijver

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Diapositive

Welke functie hebben alinea 2 tot en met 5? Kies uit
A
er worden argumenten gegeven
B
Er worden redenen gegeven
C
Er worden voorbeelden gegeven
D
Er worden antwoorden gegeven

Slide 28 - Quiz

Wat is de belangrijkste bedoeling van de schrijver met de tekst ‘het jaar waarin alles kan’.
A
Informeren over wat een tussenjaar is
B
Informeren over hoe je een tussenjaar succesvol maakt
C
Enthousiast maken voor een tussenjaar
D
Overhalen om een tussenjaar te nemen

Slide 29 - Quiz

Ik weet nu welke functies alinea’s in een tekst kunnen hebben.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Ik wil nog extra uitleg over….

Slide 31 - Question ouverte