herhaling B1 en B2

Herhaling B1 en B2
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling B1 en B2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

leerdoelen
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen met hun functies. 
Je kunt de drie typen bloedvaten noemen met hun functies

Slide 3 - Diapositive

herhaling: leg uit welk bloedvat zie je hiernaast?
Hoe kun je dat zien?

Slide 4 - Question ouverte

Herhaling: wat is de functie van witte bloedcellen.

Slide 5 - Question ouverte

herhaling: Wat is nummer 1, 2, en 3

Slide 6 - Question ouverte

herhaling:
Hiernaast zie je 2 verschillende bloedvaten:
P en Q, leg uit welke je ziet

Slide 7 - Question ouverte

bloed
Een volwassen mens heeft 5 tot 6 liter bloed. 
De samenstelling van bloed: 
- bloedplasma
- bloedplaatjes 
- rode bloedcellen 
- witte bloedcellen 

Slide 8 - Diapositive

bloedplasma
Bloedplasma bestaat uit water en opgeloste stoffen. Bloedplasma vervoert veel stoffen, zoals voedingstoffen. 
Maar ook koolstofdioxide en andere afvalstoffen. 

Slide 9 - Diapositive

Rode bloedcellen 
Rode bloedcellen zien eruit als kleine ronde schijfjes. In het midden zijn ze wat dunner. Doordat ze zo klein zijn passen er een miljoen rode bloedcellen in 1 druppel bloed. 

functie: vervoeren zuurstof. In de longen nemen ze zuurstof op en in de cellen geven ze weer af. Rode bloedcellen hebben geen celkern. Ze bevatten hemoglobine, een stof met een rode kleur. 

Slide 10 - Diapositive

Witte bloedcellen 
In een druppel bloed zitten minder witte bloedcellen dan rode.
Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm. Hierdoor kunnen ze door de wand van de bloedvaten. 

Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Zelf gaat dan de witte bloedcel dan ook dood. (pus) 

Slide 11 - Diapositive

bloedplaatjes 
bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van uiteengevallen cellen. Ze hebben geen celkern. In de bloedplaatjes zitten stoffen waardoor het bloed stolt. 

Slide 12 - Diapositive

Wat doen rode bloedcellen?
A
Ze vervoeren zuurstof
B
Ze vervoeren suikers
C
Ze maken ziekteverwekkers dood
D
Ze geven bloed een witte kleur

Slide 13 - Quiz

Wat is de rode bloedcel?

Wat is de taak van de rode bloedcel?
A
Q, zuurstof vervoeren
B
Q, zuurstof en voedingsstoffen vervoeren
C
R, zuurstof vervoeren
D
R, zuurstof en voedingsstoffen vervoeren

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van de witte bloedcel?
A
ziekteverwekkers aanvallen
B
zuurstofbinding
C
bloedstolling
D
vervoeren van voedingsstoffen

Slide 15 - Quiz

Wat is de taak van witte bloedcellen
A
Ziekte verwekkers onschadelijk maken
B
Wondjes dichten
C
Zuurstof vervoeren
D
Bloed rood maken

Slide 16 - Quiz

Wat kan een witte bloedcel?
A
Door de wand heen van een bloedvat
B
Bloed laten stollen
C
Zuurstof vervoeren

Slide 17 - Quiz

Wat doen bloedplaatjes?
A
Maken wondjes dicht
B
Bestrijden ziekteverwekkers
C
Vervoeren zuurstof
D
Vervoeren koolstofdioxide

Slide 18 - Quiz

De bloedvaten
Bloed stroomt in je lichaam door verschillende bloedvaten.
- slagaders 
- haarvaren 
- aders 

Slide 19 - Diapositive

Slagaders
Het hart pompt bloed in de slagaders. 
Deze liggen meestal diep, door de slagaders stroomt het bloed weg van het hart. 
Bloed bevat veel zuurstof in de slagaders. 

Wanden zijn dik en elastisch. Je kunt je hart voelen kloppen in je slagaders. 

Slide 20 - Diapositive

Aders 
De haarvaten komen samen in grotere bloedvaten. Deze bloedvaten heten aders. Aders vervoeren het bloed weer naar het hart.

De wanden van aders zijn dun. In een ader voel je geen hartslag. Aders hebben kleppen, zodat het bloed niet terugstroomt. 

Slide 21 - Diapositive

Haarvaten 
Slagaders vervoeren het bloed naar de organen toe. Bij de organen worden de bloedvaten steeds kleiner. De kleinste bloedvaten heten haarvaten. 

Haarvaten zijn heel dun. Vocht kan door de wanden heen. 
Zuurstof wordt afgegeven aan de organen en koolstofdioxide wordt opgenomen en naar de longen vervoerd. 

Slide 22 - Diapositive

wat is de slagader?
A
de rode buis
B
de blauwe buis
C
de kleine draadjes
D
geen een

Slide 23 - Quiz

Wat is waar over een SLAGader?

A
De bloeddruk is lager dan bij een ader
B
Ligt meestal vlak onder de huid
C
Heeft kleppen
D
Vervoert meestal O2-rijk bloed

Slide 24 - Quiz

Wat is een slagader?
A
stroomt naar het hart toe
B
stroomt van het hart af
C
kleine bloedvaten in je lichaam

Slide 25 - Quiz

Wat is dit voor een (slag)ader?
A
Kransslagader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Ader

Slide 26 - Quiz

Aders hebben aderkleppen.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

De wand van een ader is ...
De bloeddruk in een ader is ...
A
Dik en Hoog
B
Dik en Laag
C
Dun en Hoog
D
Dun en Laag

Slide 28 - Quiz

exit ticket: wat is de functie van rode bloedcellen?

Slide 29 - Question ouverte

exit ticket: functie van de slagader

Slide 30 - Question ouverte

exit ticket: wat is een belangrijk kenmerk van een ader

Slide 31 - Question ouverte

einde 
Vindt je de stof nog lastig, dan kun je zelf nog dit filmpje bekijken. 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo