Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
4.2 Vermogen en weerstand
Slide 1 - Diapositive
Wat weten we nog van schakelingen?
Slide 2 - Carte mentale
Vermogen
Wat is vermogen?
Vermogen in huis!
Vermogen van verschillende apparaten!
Vermogen berekenen
Slide 3 - Diapositive
Nieuw: Vermogen
Hoeveelheid energie die per seconde gebruikt wordt.
Slide 4 - Diapositive
Vermogen
Symbool is P (Power)
Wordt uitgedrukt in W (Watt)
P = U x I
Twee manieren om meer energie te leveren:
1. Een hogere stroomsterkte (p s meer elektronen door apparaat)
2. Een grotere spanning (meer E voor elektronen)
Slide 5 - Diapositive
Formule vermogen P = U x I
* Spanning *
grootheid: U
eenheid: Volt
* Stroomsterkte *
grootheid: I
eenheid: Ampère
Slide 6 - Diapositive
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
Voorbeeld:
Wat is het vermogen van een lamp die op 230 V aangesloten is en waar 2 Ampère door gaat?
P = 230 V x 2 A
P = 460 Watt
Slide 7 - Diapositive
Hoe groot is het vermogen?
A
3.6 A
B
50-60 Hz
C
230 V
D
780 W
Slide 8 - Quiz
Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A. Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W
Slide 9 - Quiz
Formule anders
Wat als je juist de spanning of de stroomsterket moet berekenen?
De formule P = U x I kun je ook anders schrijven van U of I gevraagd wordt:
Wat is die van de U en I?
6=3⋅2
P=U⋅I
Slide 10 - Diapositive
Bij een spanning van 6 volt en een weerstand van 12 ohm loopt er een stroom van:
A
72 A
B
2 A
C
0,5 A
D
18 A
Slide 11 - Quiz
Wat is de stroomsterkte bij een weerstand van 0,230 ohm en een spanning van 230 V?
A
0,001A A
B
0,1 A
C
10A
D
1000 A
Slide 12 - Quiz
Wat is weerstand?
Deze bepaalt hoeveel stroom er door het apparaat loopt.
Symbool = R
Eenheid: Ohm ( Ω ) .
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Weerstand van een draad
Slide 15 - Diapositive
Weerstand berekenen
Weerstand = spanning / stroomsterkte
Eenheid van weerstand is Ω (Ohm)
R=IU
Slide 16 - Diapositive
Voorbeeld berekening
Bij een proef loopt bij 6 V een stroom van 0,5 A door een lamp. Wat is de weerstand van de lamp?
Oplossing:
U = 6 V
I = 0,5 A
R = ?
R = 12 Ω
R=IU
R=0,56
Slide 17 - Diapositive
Een weerstand is aangesloten op 10 Volt en neemt een stroom op van 3 ampère. Wat is de waarde van de weerstand?
A
R = 33,33 Ω
B
R = 3.33 Ω
C
R = 0.33 Ω
D
R = 333 Ω
Slide 18 - Quiz
Door een weerstand van 8 Ω gaat een stroom van 4 A. Op welke spanning is de weerstand aangesloten?
A
U = 3.2 V
B
U = 24 V
C
U = 32 V
D
U = 3.6 V
Slide 19 - Quiz
Zekering (smeltveiligheid)
Een zekering zorgt ervoor dat de stroomkring bij kortsluiting of overbelasting wordt onderbroken.
Slide 20 - Diapositive
Elektronische zekering
Smeltveiligheid
Slide 21 - Diapositive
In de smelt-veiligheid zit een draadje: de smeltdraad. Alle stroom van de groep gaat door dit draadje. Bij over-belasting of kortsluiting wordt het draadje zo warm dat het smelt. De stroomkring wordt onderbroken. De spanning op de groep is uitgeschakeld.