Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
herhaling
Slide 1 - Diapositive
Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.
Aluminium (s) + zuurstof (g) --> aluminiumoxide (s)
9 gram 8 gram 17 gram
Slide 2 - Diapositive
Wat houdt de wet van Lavoisier in?
Het is de wet van behoud van massa.
Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
Slide 3 - Diapositive
Er gaat niets verloren van de beginstoffen, het wordt alleen omgezet in reactieproducten.
Slide 4 - Diapositive
Opdracht 1:
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.
Slide 5 - Diapositive
Opdracht 1:
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Slide 6 - Diapositive
uitleg
Slide 7 - Diapositive
Overmaat
en ondermaat
Hoeveel broodjes hamburger kun je maken?
Slide 8 - Diapositive
Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker.
De verhouding is dus 1,33 : 1,0.
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over.
Je hebt een overmaat van 300 gram.
Slide 9 - Diapositive
Overmaat en ondermaat
De productie van salmiak werkt als volgt:
Waterstofchloride (g) reageert met ammoniak (g) en hierbij ontstaat salmiak (s).
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
massa verhouding: 2.1 : 1.0 : 3.1
Bijv. 210 gram waterstofchloride en 100 gram ammoniak.
Voeg je 250 gram waterstofchloride toe dan blijft er 250 - 210 = 40 g waterstofchloride over DE OVERMAAT!
Slide 10 - Diapositive
Oefening:
Marjolein laat vaste fosfor reageren met zuurstof.
Bij deze reactie ontstaan difosforpentaoxidekorrels.
De massa-verhouding is 2 : 3
1: Stel het reactieschema op.
2: Marjolein neemt 124 gram fosfor en laat dit reageren met 280 gram zuurstof. Is zuurstof in overmaat of ondermaat aanwezig? Laat met berekening zien.
3: Hoeveel difosforpentaoxide kan er maximaal ontstaan?
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Klaar
Ga bezig met §3.3 vraag 1 t/m 21
Slide 11 - Diapositive
Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4 Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?
Slide 12 - Question ouverte
Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4 Je wil hebt 26,4 gram chloride en 3,67 gram natrium. Welke stof is in overmaat?