Fictiedossier Opdracht 1

Wo. 2 februari
- Fictiedossier Opdracht 1
- Analyse kort verhaal
- Oefentekst 'Eerste sneeuw'
- Volgende les/Evaluatie 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wo. 2 februari
- Fictiedossier Opdracht 1
- Analyse kort verhaal
- Oefentekst 'Eerste sneeuw'
- Volgende les/Evaluatie 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent fictie?
A
punctueel
B
niet echt
C
realistisch
D
doelgericht

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Typen/Stijlen
tekst

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 1 
Opdracht 1: ANALYSE kort verhaal
In de les oefenen we met het verhaal: ‘Eerste sneeuw’ geschreven door Thijs Boer.
Je kiest daarna één van de onderstaande verhalen om te lezen met maakt zelfstandig de opdracht; 
          • ‘Een bord met spaghetti’ geschreven door Adriaan van Dis; 
          • ‘Turis’ geschreven door Özcan Akyol.
          • ‘De invaller’ geschreven door René Appel.


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent analyse?
A
verdelen
B
kritiseren
C
onderzoeken
D
corrigeren

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je gaat het verhaal op 
2 punten analyseren:

 • Op de inhoud van het verhaal; 
 • Op de vorm en de structuur van het verhaal.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke 2 punten ga je het verhaal analyseren?

Slide 7 - Question ouverte

De opdracht 
Je gaat het door jou gekozen verhaal op twee punten analyseren; 
 • Op de inhoud van het verhaal; 
 • Op de vorm en de structuur van het verhaal.
de inhoud van het verhaal 

De personages 

In korte verhalen spelen personages een rol. Omdat een kort verhaal te kort is om een ontwikkeling van een hoofdpersoon te beschrijven, maakt de hoofdpersoon vrijwel geen persoonlijke ontwikkeling door. Op blz. 92 van je A boek vind je hierover meer informatie. 
 • Noteer welke personages voorkomen in het verhaal. 
 • Beschrijf de personages, hun karakter en hoe ze eruit zien. Beschrijf ook wat de relatie tussen de personages in het verhaal is. 
 • Vertel of de personages in het verhaal round characters of flat characters zijn. 

Het decor 

Het decor betekent: de omgeving, ruimtes, tijdstip van de dag, het weer, de sfeer. 
 • Beschrijf of er belangrijke ruimtes of locaties in het verhaal zijn. 
 • In welke tijd speelt het verhaal zich af? Waarom zou de schrijver hiervoor kiezen? 
 • Is de tijd van de dag belangrijk in dit verhaal? Voegt het bijvoorbeeld spanning toe? 

Het verhaal

In een verhaal is/zijn altijd thema(‘s) te herkennen. Met een thema kun je aangeven welk onderwerp er in grote lijnen terugkomt in het verhaal. Er kunnen meerdere thema’s in een verhaal verwerkt zijn. Een thema kan één woord zijn, maar ook een hele zin. Voorbeelden van thema’s zijn; vriendschap, oorlog, de mens is eenzaam of voor jezelf opkomen, moedig zijn, discriminatie, afkomst. Op bladzijde 90 van je B boek vind je meer informatie. 
 • Beschrijf het thema/de thema’s van het door jou gelezen verhaal. Leg ook uit waarom jij vindt dat dat thema centraal staat.  

De vorm en de structuur van het verhaal 

Het verhaalbegin 

Er zijn drie hoofdvormen om een verhaal te beginnen; 
 • Vanaf het begin: het verhaal begint met een inleiding waarin we kennismaken met de hoofdpersonen en de situatie; 
 • Midden in het verhaal: je zit meteen middenin het verhaal, achteraf praat de schrijver je bij over de situatie en de hoofdpersonen als dat nodig is; 
 • Bij het einde: het verhaal begint met het einde van het verhaal. Je leest verder hoe het allemaal zo gekomen is. 

 • Vertel op welke manier het verhaal dat jij gelezen hebt, begint. Vertel ook hoe je dat weet. 

Het verhaaleinde 

Er zijn twee manieren om een verhaal te eindigen; 
 • Open einde: het centrale verhaal wordt niet afgesloten. Je weet niet wat er met de hoofdpersoon gaat gebeuren, terwijl je dit wel zou willen weten;
 • Gesloten einde: alle verhaallijnen worden netjes aan elkaar geknoopt. Als je het boek dichtslaat, heb je antwoord gekregen op al je vragen. 

 • Op welke manier eindigt het door jou gelezen verhaal? Vertel ook hoe je dat weet én welke vragen onbeantwoord blijven als er bij jouw verhaal een open einde gebruikt is. 






Het vertelstandpunt 

Een schrijver kiest altijd een standpunt van waaruit hij het verhaal vertelt. Hij bepaalt vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien. Dat heet het vertelstandpunt. 

Kies uit:
 • Ik-perspectief/vertelstandpunt eerste persoon: je leest het verhaal vanuit een ik-persoon die zelf ook meespeelt in het verhaal. Je leest zijn of haar gedachtes. 
Voorbeeld: Wat nu weer, begint ze nu weer te zeuren? Ik heb mijn kamer allang opgeruimd en mijn huiswerk is ook al af. Ik word er zo moe van.
 • Hij/zij-perspectief/vertelstandpunt derde persoon: je leest de gedachtes vanuit één van de personages, waardoor je de gebeurtenissen uit haar of hem krijgt te lezen.
voorbeeld: Hij gaat snel naar huis, want anders worden zijn ouders ongerust.
 • Wisselend perspectief/meervoudig vertelstandpunt: de schrijver vertelt het verhaal vanuit meerdere personages. Je krijgt hun gedachten te lezen. 

 • Vertel welk vertelstandpunt in het door jou gelezen verhaal voorkomt en noteer een citaat uit het verhaal waaruit dat blijkt. 
 • Vertel wat dat vertelstandpunt met het verhaal doet. Maakt het verhaal hierdoor juist spannender of kun je je hierdoor goed inleven in de hoofdpersoon? 

Het tijdsperspectief 

In een verhaal is altijd een tijdsperspectief te vinden. Op bladzijde 13 van je B boek vind je hierover meer informatie. 

 • Is het verhaal chronologisch verteld of niet-chronologisch verteld? Leg uit met voorbeelden.
 • Vertel ook wat dat tijdsperspectief met het verhaal doet. Wordt het verhaal hierdoor bijvoorbeeld spannender, begrijpelijker, saaier of moeilijker? 

Inleveren

 • De opdracht wordt ingeleverd in de ELO bij opdrachten. 
 • Datum: 18 februari 
 • Te laat inleveren, kost je punten (zie inleverprotocol). 


Klassikaal lezen: 
‘Eerste sneeuw’ geschreven door Thijs Boer.
timer
10:00

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De personages 

Welke personen/ karakters komen voor in het verhaal?

  • Round character 
  • Flat character

Slide 9 - Diapositive

De personages 

In korte verhalen spelen personages een rol. Omdat een kort verhaal te kort is om een ontwikkeling van een hoofdpersoon te beschrijven, maakt de hoofdpersoon vrijwel geen persoonlijke ontwikkeling door. Op blz. 92 van je A boek vind je hierover meer informatie. 
 • Noteer welke personages voorkomen in het verhaal. 
 • Beschrijf de personages, hun karakter en hoe ze eruit zien. Beschrijf ook wat de relatie tussen de personages in het verhaal is. 
 • Vertel of de personages in het verhaal round characters of flat characters zijn. 


Wat is een round character?
A
Een groot personage
B
Een persoon die maar één eigenschap heeft
C
Een persoon die ontwikkeling doormaakt
D
Een belangrijke bijpersoon

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke personages? 'Eerste sneeuw'

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het decor betekent: 

de omgeving, ruimtes, tijdstip van de dag, het weer, de sfeer. 

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beschrijf het decor van 'Eerste sneeuw'

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verhaal
In een verhaal is/zijn altijd thema(‘s) te herkennen. 
Met een thema kun je aangeven welk onderwerp er in grote lijnen terugkomt in het verhaal. 

Slide 14 - Diapositive

In een verhaal is/zijn altijd thema(‘s) te herkennen. Met een thema kun je aangeven welk onderwerp er in grote lijnen terugkomt in het verhaal. Er kunnen meerdere thema’s in een verhaal verwerkt zijn. Een thema kan één woord zijn, maar ook een hele zin. Voorbeelden van thema’s zijn; vriendschap, oorlog, de mens is eenzaam of voor jezelf opkomen, moedig zijn, discriminatie, afkomst. Op bladzijde 90 van je B boek vind je meer informatie. 
 • Beschrijf het thema/de thema’s van het door jou gelezen verhaal. Leg ook uit waarom jij vindt dat dat thema centraal staat. 
Welk verhaal/thema zit er in 'Eerste sneeuw'

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende les

  • De vorm en de structuur van het verhaal 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions