H6 Woordenschat

H6 Woordenschat
Zoeken in het woordenboek
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H6 Woordenschat
Zoeken in het woordenboek

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les
- Heb je alle woordraadstrategieen nog een keer herhaald
- Leer je wat trefwoorden zijn
- Kun je m.b.v. trefwoorden betekenissen van woorden vinden in een woordenboek.


Slide 2 - Diapositive

Wat doe je als je een woord niet begrijpt......





stap 1:     lees een stukje terug of lees een stukje verder. 
Kijk maar in het volgende filmpje






Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Soms zie je ....

een synoniem (woord met dezelfde betekenis) van het woord.

Voorbeeld
Niet alleen Jan is intelligent, ook zijn broertje is heel slim.

Slide 5 - Diapositive

Maak de zin af, gebruik daarbij een synoniem.
In die fabriek produceren ze badmode, ze...…...badpakken en zwembroeken.

Slide 6 - Question ouverte

Soms zie je.....

een omschrijving van het woord.

voorbeeld
Je moet de theorie letterlijk, precies zoals het er staat, opschrijven.

Slide 7 - Diapositive

Maak de zin af, geef daarbij een omschrijving van het woord 'present'.
Alle leerlingen waren present, iedereen was dus......

Slide 8 - Question ouverte

Soms moet je.....

een voorbeeld van het woord opzoeken.

voorbeeld
Er komen steed meer realityseries zoals 'Boer zoekt vrouw', 'Utopia'en 'Wie is de Mol'op tv.



Slide 9 - Diapositive

Vul de zin aan.
Sommige commerciële tv-zenders zoals...….

Slide 10 - Question ouverte

Soms zie je ....

een woord dat het tegenovergestelde betekent.

voorbeeld
Die tweeling kleedt zich identiek, maar je kunt ze uit elkaar houden door hun haar, dat is juist heel verschillend.

Slide 11 - Diapositive

Vul de zin aan.
Op school gaat de tijd traag, maar thuis juist...….

Slide 12 - Question ouverte

Soms ken je ....
een bekend woorddeel (voor- of achtervoegsel)

voorbeeld
Dat eten is echt heel smaakloos (= zonder smaak)
Je moet dat plastic zakje hergebruiken (= opnieuw gebruiken)

Slide 13 - Diapositive

Geef de betekenis van de volgende woorden:
respectloos; ongevoelig; herkozen; waardevol

Slide 14 - Question ouverte

De jongen toont veel berouw van zijn daden. Zijn moeder vindt het prettig dat haar zoon spijt heeft.
In de bovenstaande zin staat een:
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
synoniem
D
omschrijving

Slide 15 - Quiz

Is de onderstaande zin een tegenstelling?
Ik houd van spruitjes, maar mijn broertje vindt ze ontzettend vies.
A
juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Staat er in de onderstaande zin een voorbeeld?
Jordan houdt van Mexicaans eten. zoals gevulde tortilla's, bonen met rijst en guacamole.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Hoe gebruik je een woordenboek?

Ga op zoek naar het trefwoord.
Een trefwoord is een vorm van het woord zoals het in het woordenboek staat.

Kijk naar het volgende filmpje, daar wordt het nog eens uitgelegd.



Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

trefwoorden
Bij een werkwoord is het trefwoord dus het hele werkwoord

voorbeeld
Mijn tandvlees is ontstoken.
het trefwoord van ontstoken is ontsteken.

Slide 20 - Diapositive

Wat is het trefwoord van
gewinkeld?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het trefwoord van
ontbonden?

Slide 22 - Question ouverte

Ik ken het woord geraadpleegd niet, welk woord zoek ik op in het woordenboek?

Slide 23 - Question ouverte

trefwoorden
bij een zelfstandig naamwoord is het trefwoord de kortste vorm, dus enkelvoud en géén verkleinwoord.

voorbeeld
bomen= boom
daken= dak
bloempje= bloem

Slide 24 - Diapositive

Wat is het trefwoord van adviezen?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het trefwoord van experimentje?

Slide 26 - Question ouverte

Samengestelde woorden
Een woord kan ook uit meerdere woorden bestaan.

bijvoorbeeld 

gezondheidsrisico bestaat uit gezondheid en risico.
Zoek dan het deel van het woord dat je moeilijk vindt.

Slide 27 - Diapositive

Ik ken het woord klimaatanalist niet, welk woord zoek ik op in het woordenboek?

Slide 28 - Question ouverte

Aan de slag
In de volgende dia's gaan we aan de slag met het woordenboek. Klik op de afbeelding om deze groter te maken.
Wil je de afbeeldign weer kleiner hebben? klik dan op het kruisje linksonder.

Slide 29 - Diapositive

Zoek de betekenis van het woord 'aandenken' op.

Slide 30 - Question ouverte

Welke twee betekenissen heeft het woord aanbidden?

Slide 31 - Question ouverte

Welk synoniem wordt er bij 'aal' gegeven?

Slide 32 - Question ouverte

Aak, aambeeld en aambeien zijn zelfstandige naamwoorden. Waar kun je dat in het woordenboek aan zien?

Slide 33 - Question ouverte

Kijk bij het werkwoord aaien. Tussen haakjes staat aaide, geaaid. Waarom staat dit tussen haakjes erachter?

Slide 34 - Question ouverte

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 35 - Question ouverte

Wat ging deze les makkelijk?

Slide 36 - Question ouverte

Wat vond je deze les lastig?

Slide 37 - Question ouverte